Tegen de achtergrond van het ruige Australie͏̈ spelen zich de levens af van drie generaties van een familie met als centrale figuur een vrouw die een verhouding aangaat met een priester waaruit een zoon wordt geboren die door de ironie van het lot eveneens tot een kerkelijk ambt wordt gedreven.
Rond 1920 verhuist een gezin van Nieuw-Zeeland naar een schapenfarm in Australie͏̈. We volgen de wederwaardigheden van deze familie en van de dorpspastoor in de komende veertig jaar.