In 1935 wordt een 5-jarig weesmeisje geadopteerd door een welgestelde boerenfamilie in een klein dorpje in Noord-West Italië. Hoewel het een woelige tijd is, met Mussolini aan de macht, is haar jeugd toch gelukkig.
De eigenaresse van een vintagekledingzaak in New York raakt door de vondst van een dagboek betrokken bij het leven van een feministische vrouw in 1907.
Commissaris Montalbano worstelt met zijn liefdesleven en is dol op de Siciliaanse keuken. Hij krijgt te maken met een gestolen kadaver van een paard en met een halfnaakt lijk, met een kogel erin. Twee verhalen die in elkaar overlopen. Wat aan de ene kant glashelder lijkt, is aan de andere kant volkomen duister. En dan wordt er ook nog bij hem thuis ingebroken. Hij belandt in een ware nachtmerrie, die hem naar stallen en renbanen voert. Ook het ouder worden beleeft hij als een gruwel. Hij heeft eigenlijk een bril nodig, maar weigert daaraan toe te geven.
Na jaren in Zürich, waar haar vader als gastarbeider werk vond, keert Mimi Orlanda zonder de vader van haar kind terug naar haar geboortedorp in het arme Zuid-Italië. Thuis in Puglia krijgt ze afkeurende blikken omdat ze haar dochtertje alleen opvoedt. Maar er zijn intussen ook vrouwen die jaloers zijn op deze vrijgevochten moeder. En ook de mannen willen maar al te graag in haar buurt vertoeven. Tegen de achtergrond van de Italiaanse emigratie beschrijft de auteur met indrukwekkend inlevingsvermogen wat de vooruitgang en veranderende tijden voor een jonge vrouw betekenen. Mimì weet maar een ding zeker: ze móet haar leven anders aanpakken dan haar ouders.
Aan het eind van de 19e eeuw komt een West-Afrikaanse jongen in aanraking met Samori Touré, heerser van een uitgestrekt rijk die tegen de Fransen streed.