Een kind dat wordt geboren in een stal wordt aangezien voor de zoon van God. Als jonge man gaat hij op zoek naar zijn eigen identiteit en de betekenis van het leven.
Een zwarte jongen wordt vrijgesproken van moord op een rijke, aan drank verslaafde blanke vrouw en zoekt zijn toevlucht bij de enige vriendin die hij nog heeft: een boot die hem herinnert aan enkele fijne jaren.
Een jonge vrouw uit Guadeloupe, wier keel als baby is doorgesneden om de carrière van een blanke koloniaal veilig te stellen, wil zich rond 1900 wreken voor wat haar is aangedaan.