In heldere ritmische zinnen deelt Miriam Van hee alledaagse observaties, en ze weet door haar woordkeus en verdeling van de dichtregels een grotere waarheid aan het licht te brengen.
Gedichten met de bekende themas als reizen, familie, de natuur, het land en de stad. Maar het gaat vooral over het waarnemen van de verandering, in de gevoelens, in het landschap, in de seizoenen.
In deze bundel zijn de verzen haast als de Russische treinen die de auteur beschrijft, wiegend tussen verlangen en heimwee. Daartussenin: onmacht. Van hee houdt het spanningsveld tegen het licht tussen het zoeken, het reizen, de afweging om eropuit te gaan en om thuis te blijven. Onder de oppervlakte sluimert er steeds een existentiële dreiging, een angst, een troost van de natuur en wordt geborgenheid als een illusie onderuitgehaald.