Oplichters Augusto, Picasso en Roberto bestelen – verkleed als priester – goedgelovige arme mensen. Op een dag laat de al langer door wroeging getergde Augusto, in een opwelling van medelijden, de buit achter bij een verlamd meisje. Hij wil van het slechte pad af, maar zijn collega’s denken dat hij het geld voor zichzelf heeft gehouden.