In dit spel gaat het om de kennis over de herkomst van voeding en gebruiksvoorwerpen en het ordenen in logische volgorde van bron tot eindproduct.\nOm deze activiteit zinvol en met de focus op de zintuigen in te leiden in het kader van belevend leren, kunt u de kinderen laten kennismaken met gedroogde theeblaadjes, hen laten ruiken aan koffieboontjes of hen ongesponnen wol laten voelen. Ook boetseren met was of een echte waskaars maken is een ontdekking. Waarom niet eens zelf graan malen of proeven van een lekker zelfgemaakt kopje chocolademelk van echte cacao?\n\nGeef een groepje kinderen in een eerste spelronde de 6 langwerpige stroken met groene vakjes en de daarbij horende 18 losse kaartjes (met groene stip). Geef in een tweede spelronde de andere stroken en kaartjes. Laat de kinderen het eindproduct goed bekijken en stel dan de vraag 'Waar komt onze kaas en melk vandaan?' De kinderen sorteren de losse kaartjes bij elk eindproduct en proberen ze dan in de goede volgorde te leggen. Voor 2 tot 6 kinderen vanaf 5 jaar.
Wie verzamelt de meeste trio’s?\n\nSpel 1: De kinderen verdelen de kaartjes zodat ieder kind een stapeltje van 6 kaartjes heeft. De kinderen bekijken hun 6 kaartjes. Vinden ze meteen een trio tussen hun kaartjes dan mogen ze dat trio op tafel leggen. Die kinderen hebben alvast één punt verdiend. Het trio moet in de juiste volgorde op tafel liggen. ‘Vertel waarom het trio in die volgorde moet liggen’. Dan mogen de kinderen om de beurt twee kaartjes van een trio op tafel leggen of ze mogen bij een duo dat op tafel ligt de derde kaart aanleggen. Als de derde kaart op tafel komt moet het trio meteen in de goede volgorde worden gelegd. Heb je een duo tot een trio gemaakt, dan win je een punt. Wie heeft de meeste trio’s kunnen leggen?\n\nSpel 2: De kinderen verdelen de kaartjes, elk kind krijgt 6 kaartjes. De kinderen leggen de kaartjes voor zich op een stapeltje met de beeldzijde naar onder. Om de beurt draaien de kinderen een kaartje om, naar het midden van de tafel, zodat iedereen de kaartjes goed kan zien. Zo kunnen er dus 6 kaartjes omgedraaid op tafel liggen. Op het moment dat een kind een duo tussen de omgedraaide kaartjes ziet liggen, zegt het ‘ik zie een duo’ en mag het beide kaartjes nemen en bij zich leggen. Van het moment dat het derde kaartje door een van de spelers wordt omgedraaid mag het kind dat kaartje bij zijn duo leggen zodat het een trio heeft en dus één punt. Als alle kaartjes in het midden liggen en alle trio’s zijn er nog niet uit, dan worden de kaarten opnieuw omgedraaid en terug één voor één op tafel gelegd.
