In een lange monoloog, in overpeinzingen en herinneringen probeert een Oostenrijkse pianist van middelbare leeftijd de motieven van zijn vriend om zelfmoord te plegen te achterhalen.
Innerlijke monoloog waarin de auteur zijn gedachten laat gaan en zijn gif spuit over een gezelschap van kunstenaars, dat is uitgenodigd voor een avondmaaltijd met een bekende acteur van het Burgtheater in Wenen.
Een leraar probeert zich te ontdoen van zijn herkomstcomplex en af te rekenen met alles waar Wolfsegg, het landgoed in Opper-Oostenrijk van zijn rijke familie, voor staat.
De schrijver vertelt over de jaren vanaf zijn geboorte in 1931 als buitenechtelijk kind tot aan zijn verblijf in een internaat in Salzburg als 13-jarige, over zijn belevenissen, zijn grote affectie voor zijn grootvader en de fysieke en psychische mishandeling door zijn moeder.
Een wetenschapper bouwt een constructie ter ere van zijn zus en pleegt kort daarop zelfmoord. De naamloze verteller moet de puzzel van zijn instorting oplossen en komt zo tot een beeld van een genie dat tot de conclusie kwam zijn eigen bestaan te moeten ontkennen.