Vijf vriendinnen, begin veertig, besluiten een club op te richten rond het thema 'de jaren vijftig', toen alles nog simpel was en men nog respect had voor elkaar.
Minutieuze beschrijving door de Nederlandse schrijver en letterkundige van de laatste vier jaar van zijn leven (1947-1951), met de nodige zelfspot en cynisme.
In dit boek beschrijft Oek de Jong de geschiedenis van Abel Roorda, zijn ouders en grootouders én de grote verandering die Nederland onderging in de periode tussen de Hongerwinter van 1944 en de komst van de grote welvaart in de jaren zestig. De roman speelt zich af in Amsterdam en op het Friese en Zeeuwse platteland.