Een lelijke, onhandige man probeert na de dood van zijn vrouw met zijn twee dochters en een excentrieke tante een nieuw leven op te bouwen in Newfoundland, het land waar zijn grootouders vandaan komen.
De kleindochter van een vrouw die als baby op een ijsschots voor de kust van Newfoundland werd gevonden, ontdekt dat haar grootmoeder een overlevende is van de ramp met de Titanic.
Een in 1900 geboren jongen uit een arm gezin op Newfoundland werkt zich op tot de eerste premier van het eiland in de jaren 1949-1972, waarin hij van de Britse kolonie een Canadese provincie weet te maken.
Een 40-jarige vrouw staat bekend om haar scherpe tong en haar drankmisbruik; ze zondert zich af om haar leven te overzien en herleest haar dagboeken, correspondentie en columns.
Quoyle werkt voor een plaatselijke krant in New York. Nadat zijn overspelige echtgenote is verongelukt, keert hij met zijn beide dochtertjes terug naar het verlaten voorouderlijk huis aan de kust van Newfoundland. De ruige streek met zijn onherbergzame klimaat stelt de weduwnaar voor nieuwe uitdagingen: hij moet een oud huis bewoonbaar zien te maken en zich als verslaggever van de scheepsberichten bewijzen in een krant die voornamelijk aandacht besteedt aan seksschandalen en auto-ongelukken.
Als Quoyle, een zwijgzame veertiger met weinig zelfvertrouwen, na een mislukt huwelijk, samen met zijn tante en dochtertje terugkeert naar hun geboortegrond in New Foundland, gaat hij werken bij de plaatselijke krant, herwint zijn zelfvertrouwen en wordt verliefd op een weduwe