Een twaalfjarige jongen overleeft als enige een vliegtuigongeluk, komt bij een oom en tante terecht en leert in de jaren daarna, geholpen door een buurmeisje, langzaam weer verder te leven.
Na een leven in de bouw en de kernramp in Fukushima slijt een man zijn laatste jaren in een daklozenkamp, waar het bruisende leven in Tokio aan hem voorbijtrekt.
Een 11-jarige jongen doet klusjes voor een 104-jarige vrouw die hij aansteekt met zijn enthousiasme voor Guinness wereldrecords; als hij plotseling niet meer komt, neemt zijn vader het klussen over en raakt de opgeleefde vrouw steeds meer betrokken bij diens leven.
Theo Decker, een dertienjarige jongen uit New York, overleeft op wonderbaarlijke wijze een aanslag waarbij zijn moeder om het leven komt. Zijn vader is een paar maanden daarvoor verdwenen en Theo komt na de aanslag bij de familie van een rijke vriend terecht. Hij is verbijsterd door zijn nieuwe leefomgeving, verward door zijn klasgenoten die het moeilijk vinden met hem om te gaan en diepbedroefd door het verlies van zijn moeder. Theo vindt houvast aan dat ene object dat hem aan haar doet denken: een klein, mysterieus schilderij, dat hem uiteindelijk in de onderwereld van de kunst doet belanden.
Een twaalfjarige jongen overleeft als enige een vliegtuigongeluk, komt bij een oom en tante terecht en leert in de jaren daarna, geholpen door een buurmeisje, langzaam weer verder te leven.