Een man, geboren in erbarmelijke omstandigheden in Parijs in 1738, heeft een uiterst gevoelig reukorgaan waarmee hij als parfumeur grote faam en macht verwerft.
Vaders aftershave, moeders zonnebrand, het zijdeachtige haar van zijn eerste geliefde, Gauloises en Gitanes, kaneel voor op de taart en in de glühwein, kooltjes om je warm te houden, inktpotten op school, hooi op de velden, de trui van een oom. In 63 teksten beschrijft Claudel evenzoveel geuren uit zijn verleden.
In 1955 vliegt een gehuwde vrouw uit Londen naar Parijs om uit te zoeken waarom zij erfgename is van een mysterieuze Franse vrouw met connecties in de parfumindustrie.