Steeds meer kinderen spreken meerdere talen. Hoe leer je dat, is het niet vermoeiend voor je brein en wat betekent het voor thuis en op school? Lees van alles over meertaligheid, met informatie voor opvoeders en zwart-witillustraties. Vanaf ca. 10 jaar.
Handleiding voor taaldocenten, vol met taalvormen- en -spelletjes, die bij elke methode en op elk taalniveau voor volwassenen en jongeren is te gebruiken.
Hou je van uitdagingen? Je opdracht is eenvoudig: tracht je medespelers bestaande of fictieve personages te laten raden. Begin door ze naar believen te beschrijven, maar zonder hun naam te vermelden. Vervolgens moeten dezelfde personages gevonden worden, maar mag er slechts één woord gezegd worden. Om af te sluiten, moet je de personages uitbeelden! Maar verlies de tijd niet uit het oog, want he hebt telkens maar 30 seconden!
Een spel om auditieve synthese, rijmen, beginklank en klankdeletie te oefenen met visuele ondersteuning van letters en plaatjes. Zien en tegelijkertijd benoemen staat centraal.
Dit materiaal voor mondeling taalgebruik voor kinderen vanaf 5 jaar zet aan tot het spontaan ontdekken van de grammaticale logica van een zin. Een reeks prenten toont 6 dieren (onderwerp), die iets doen (werkwoord). Om de zin samen te stellen formuleert het kind vragen waardoor verschillende elementen waaruit een zin bestaat (onderwerp, werkwoord, bepalingen) duidelijk worden.
Met dit spel kan je de woordenschat van kinderen uitbreiden. Het oefent op voorwerpen uit het dagelijks leven. De spelregels zijn vertaald in 17 talen, het spel is daarom geschikt als uitleenspel voor ouders met een andere moedertaal.