Over oude wegen : een reis door de geschiedenis van Europa
Mathijs Deen
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Thomas Rap, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 DEEN |
Maria Vlaar
em/ov/28 n
Een lichtschip vaart niet maar ligt voorgoed voor anker op zee om dienst te doen als baken voor de scheepvaart. Niet alleen het woord 'lichtschip' klinkt poëtisch, ook het idee dat een schip met bemanning, gemaakt om te varen, niet van zijn plek komt, prikkelt de verbeelding.
Mathijs Deen (58), Nederlands radiomaker, historicus en schrijver van onder meer De Wadden (2015) en Over oude wegen (2018), plaatst bemanningsleden van het type ruwe bolster, blanke pit op het lichtschip de Texel: eenzame mannen, kort van stof, die juist in zo'n besloten gemeenschap vol noodzakelijke rituelen en gewoontes gedijen.
Lammert de kok is een kleine, hoekige mankebeen met een voorgeschiedenis. Hij groeide op in Nederlands-Indië, kolonie tot december 1949, en is nu een dertiger. Dat plaatst het verhaal in de jaren 60, maar Deen maakt zijn schip en de bemanning fascinerend tijdloos. Lammert springt iedere vier weken van het lichtschip op de sloep die hem naar de 'Cipier' brengt, zoals het schip wordt genoemd dat de mannen aan land brengt voor een tweeweeks verlof. In die twee weken scharrelt Lammert wat rond in zijn huisje in een klein dorp. Hij hoort er half bij en half niet bij. Die halfheid geeft Deen prachtig vorm. Lammert is een nuchtere Hollandse zeebonk, maar tegelijk gevoelig voor de Indische 'stille kracht', de magie van de geesteswereld die Louis Couperus (1863-1923) zo mooi verwoordde. In zijn huisje heeft Lammert een halve deur, een staldeur waarvan de bovenkant openzwaait en de onderkant op de schuif blijft, en Lammert met zijn bovenarmen op leunt om iedere ochtend vaste prik zijn koffie te drinken en te kijken 'hoe het warm werd in de tuin'. Het tekent Deens verfijnde stijl en oog voor detail om de halfheid van de Nederlandse Indiërs zo te verbeelden.
'Langzaam als de dag zelf draaide de zware ijzeren deur naar buiten open', zo laat Deen de kombuisdeur bewegen op de trage, heiige dag waarop de stroom herinneringen begint. Zoals bij Marcel Proust madeleines alle herinneringen doen bovenkomen, zo gebeurt dat bij Lammert door de geur van sambal. In plaats van de gebruikelijke Hollandse hachee wil hij iets anders koken voor de mannen die vier weken gevangenzitten op het lichtschip: gule kambing, een Indische stoofschotel met vlees van een jong geitenbokje. Koken, dat is wat Lammert heeft geleerd van zijn moeder en de Javaanse kok. Nu is hij de man en moet hij het doen.
Met het bokje dat hij meeneemt naar de Texel, komt een spring-in-'t-veld het vaste patroon op het schip flink verstoren. Boerin Beitske, die voor de levendigheid nog wat geiten op haar erf heeft, want 'een broccoli zegt niets en een hele oogst broccoli, dat is een massaal zwijgen', zei het al toen ze Lammert het beest gaf: 'Een geit wil weg'.
Deining
Het geitenbokje staat voor waar de mannen van dromen: vrijheid om te gaan en staan waar je wilt. Tonnie Vonk, als jongste matroos het 'zeuntje' genoemd, geeft het beestje de fles. Ruwe gasten als de stoker die nooit boven dek komt, worden geraakt door het bokje dat los over het schip dartelt. Het dier symboliseert een andere wereld: die van het vasteland, en die van Indië. Matroos en onderwijzerszoon Snoek, die iedere dag in poëtische bewoordingen de weersomstandigheden vastlegt: 'Hemel: bollend grijswit, maar blauwgrijs bij horizon. Zee: opborrelende plukjes zwart in grijsgroen', krijgt een zwak voor het dier en probeert het te behoeden voor het slagersmes en de stoofpot. Hij kan de ontregeling niet aan en ontpopt zich in navolging van Lammert tot amokmaker, in een scène die niet zou misstaan in de film Delicatessen.
Lammert ziet - in het echt of in zijn verbeelding?, dat houdt Deen in het midden - een Liberty langsvaren, het type Amerikaans vrachtschip dat een rol speelde in de Tweede Wereldoorlog. Voor Lammert traumatisch en gruwelijk, want hij zat met zijn moeder gevangen in een jappenkamp, een concentratiekamp waarin de Nederlanders als voormalige machthebbers gevangen zaten. In 1945 werden de overlevende Nederlanders gerepatrieerd en brak de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog uit. Deen benoemt die complexe en grote geschiedenis nauwelijks, maar laat ze deining geven aan het lichtschip, als een verre golfslag. Stof voor een dikke roman, waar Deen een glasheldere novelle van maakt, prachtig van taal, met korte zinnen vol sfeer en betekenis.
Thomas Rap, 128 blz., 17,99 € (e-boek 11,99 €).
Toine Heijmans
em/ov/14 n
Het lichtschip, een drijvende vuurtoren, heeft in Nederland allang afgedaan: sommige liggen ten anker op een schroothoop, een enkele is duur verbouwd tot loungy vergaderaccommodatie, waar het gezag onbekommerd kan palaveren. Maar Mathijs Deen brengt er een tot leven: de Texel, tegenwoordig te bewonderen in de museumhaven van Den Helder. En hier monsteren we aan om niet meer af te zwaaien. Met scheepskok Lammert die een bokje mee aan boord neemt om er een Indische stoofpot van te maken, dat hij kreeg van Beitske. Met eigengereide types die aan de ketting liggen. Het gebeurt in een taal die je onderdompelt in een andere tijd, die ook de onze kon zijn, en een andere plek: een boot die niet vaart, een tegenstrijdigheid in zichzelf, terwijl de andere schepen er rakelings langs gaan. Deen, die eerder een mooie geschiedenis van de Wadden schreef, is vertrouwd met het kale, klassieke scheepsvocabulaire en gebruikt het doeltreffend: 'het gezag', 'groot vervang', maar nergens wordt het romantiek, integendeel. Een prachtige novelle - stiekem hoop je dat het de proloog is van een roman.
Thomas Rap; € 17,99.
Jelmer Soes
De auteur (1962) verwierf bekendheid als radiomaker en als schrijver van succesvolle beschouwende werken over onder meer de Wadden. Ook in deze novelle schetst hij op overtuigende wijze een zeemansbestaan, en wel van de bemanning van lichtschip de Texel. Lichtschepen, actief in de Nederlandse wateren tot in de jaren tachtig, waren verankerde schepen die de zeevaart extra bakens boden op plaatsen waar vuurtorens niet mogelijk waren. Centraal in deze novelle staat Lammert, die als kok op het lichtschip een bokje mee aan boord neemt om te slachten voor een stoofpotje. Voordat Lammert het dier echter kan slachten, vlamt de malaria op die hij overhield aan zijn jeugd in een kamp in Indië. De bemanning is gehecht geraakt aan het bokje, dus niemand wil het slachten van hem overnemen. Als de verwarde matroos Snoek in het bokje de duivel meent te herkennen, wil hij het alsnog doden, maar die poging mondt uit in zijn eigen noodlottig verongelukken. Een literair hoogstandje waarin op overtuigend poëtische wijze het mysterieuze en beklemmende bestaan op het lichtschip wordt geschetst.
Jann Ruyters
ob/kt/03 o
Het leven op zee is in de Nederlandse literatuur vastgelegd door J.M.A. Biesheuvel allereerst, en recenter door Anton Valens in Vis, waaraan Het lichtschip, een novelle van Mathijs Deen, wel wat doet denken. Al dook je met Valens zinnelijker de kou en nattigheid in, tussen de botte vissers.
Deen houdt meer afstand, maar schrijft in een zeker zo mooie, schilderachtige stijl. In Het Lichtschip schetst hij de geschiedenis van Lammert, kok op lichtschip de Texel, die een bokje meeneemt om te slachten voor een stoofpotje halverwege. Het experiment loopt spaak omdat tijdens de reis de malaria weer opspeelt die Lammert overhield aan een kamp in Indië. De ijlende kok kan het slachten niet meer aan en vindt ook geen vervanger. Een jongere matroos, bijgenaamd 'zeuntje', heeft zijn hart aan het bokje verpand. Een ander - Gerrit Snoek, een ongelukkige matroos uit een familie van onderwijzers - meent in het bokje, met zijn zachte knobbeltjes op de kop, de duivel te herkennen.
Deen verwierf bekendheid als radiomaker en als schrijver van de succesvolle historische studies De Wadden en Over oude wegen die geprezen werden om hun meeslependheid, het vermogen om geschiedenis tot leven te brengen. Ook hier roept hij vaardig en dichterlijk een geheimzinnige zeemanswereld op van eenzame mannen in de mist. Een hoogtepunt vormt de schets van de mist die de matrozen op scherp zet en het lichtschip haar taak geeft, maar die ook bedreigend wordt gevonden. 'De mist was aan komen drijven als een onwerkelijk trage vloedgolf, hoger en hoger oprijzend naarmate ze dichterbij kwam, maar uiteindelijk alsof ze niet van deze wereld was trok ze door de Texel heen.[...]'
Thomas Rap; 124 blz. € 17,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.