Degenerado
Ariana Harwicz
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Vleugels, 2024 |
VERDIEPING 3 : NIEUW DUIZENDZINNEN : HARW |
Dieuwertje Mertens
ru/eb/17 f
Rijp is de derde novelle van Ariana Harwicz (1977) die in het Nederlands is vertaald door Eugenie Schoolderman. Eerder verschenen de onvolprezen Bezeten en Sterf, liefste. Alle verhalen spelen zich af aan de rafelranden van het bestaan, letterlijk: in een niet nader gespecificeerd buitengebied. Haar vrouwelijke vertellers behoren tot de sociale onderklasse en zijn op z'n zachtst gezegd onaangepast. Ze lijden een hard bestaan vol honger, armoede, verslaving en (seksueel) geweld.
Dat is in Rijp niet anders. De vertelster woont samen met haar puberzoon in een vervallen huis buiten het dorp, ergens tussen de wijnvelden, waar zich vooral verschoppelingen en illegale vluchtelingen ophouden. De weekenden brengen ze door met illegaal jagen, zuipen en hangen. 'Mijn zoon valt languit op mijn schoot in slaap, zijn arm over mijn blote benen, over mijn sjaal, door het gewicht van zijn hoofd dringt het voor het eerst tot me door dat hij geen kind meer is.' Dat is hij zeker niet meer: hij heeft 'bakkebaarden en oorharen, zijn oksels stinken als die van de werklui hiertegenover'.
Er is een poging gedaan grenzen af te bakenen: 'We hebben kortgeleden de kamer met een gipswandje in tweeën gesplitst, nu zien we elkaar niet meer naakt of onder de lakens en hij grijpt niet meer lachend naar mijn tieten.' Maar: 'alles kan gebeuren in de liefde tussen moeder en zoon'. Net zoals er lichamelijk en geestelijk weinig afstand is tussen moeder en zoon, ontbreekt deze ook tekstueel. Het is niet altijd duidelijk wie aan het woord is, want hun dialogen worden niet door aanhalingstekens gescheiden en gemarkeerd.
Moederlijk gesnik
Rijp is een combinatie van monologue intérieur en directe aanspreekvorm. Het is een dichte tekst, er zijn geen witregels. De lezer zit gevangen in een onafgebroken monomane stroom van gedachten van moeder en gesprekken met haar zoon of minnaar, waardoor hij de beklemming van de situatie van de verteller ervaart.
Het is proza dat tegen poëzie aanschurkt: grof, onomwonden beeldend, en erotisch. Net zoals de moeder en dochter in Bezeten er een animale, onbegrensde relatie op na houden, vallen moeder en zoon in Rijp ook steeds weer terug in hun vertrouwde, symbiotische patronen. Zoon gedraagt zich af en toe meer als een partner voor zijn moeder dan als een kind. Zo zegt hij: '(...) laten we het nu niet over mijn toekomst hebben, laten we ons op de jouwe richten.' Als moeder een kater heeft, gaat haar zoon niet naar school. En als ze bij haar minnaar is, door wie ze totaal geobsedeerd is (net zoals de verteller in Bezeten), vergeet ze hem op te halen.
Het schuldgevoel komt later, altijd later: 'Hele stukken moederlijk gesnik. Hele stukken onbeheerst trillen', vertelt ze als ze met de auto door het donker rijdt om hem te zoeken. 'En ik weet dat het je voor altijd zal bijblijven, de dag dat ik vergat je op te halen. Een moordenares, dat zal ik zijn in de herinnering van mijn zoon. In alles tekortschietend.' Ze treft hem lopend langs de weg naar huis: '(...) ik klim op zijn schonkige rug, maar hij schudt me af als een snuitkever en ik zie hem verder lopen en hoor hem zeggen: ik ben uit jouw reet geboren en ik stink er nog steeds naar.'
Wie is deze vrouw? Hoe is ze in dit leven verzeild geraakt? Harwicz legt niets uit over de toestand van haar vertellers. Mondjesmaat voert ze ons flarden informatie. Moeder zou vroeger model zijn geweest. Ze beweert zelfs uit een 'deftige familie' te komen. Lang geleden, lang, lang geleden. Nu is ze vaak vies, ongewassen en dronken. Voor haar minnaar tuigt ze zich op als vrouw, trekt ze een jurk aan, zet ze zichzelf in de make-up en dan schemert er iets van de oude schoonheid door. 'Kijk hoe mooi mijn moeder deze morgen is', zegt haar zoon tegen de minnaar die van haar af wil.
Naar de vernieling
De gezinnen die Harwicz in haar verhalen schetst zijn disfunctioneel en vaderloos. Ze worden bij elkaar gehouden en op de proef gesteld door hun armoedige omstandigheden. Als een vrouw van maatschappelijk werk poolshoogte komt nemen, weten ze haar te verjagen.
Harwicz weet de uitzichtloosheid van hun situatie steeds pregnanter te maken door haar verteller steeds meer beneveld door de drank op te voeren. Ze belandt zelfs in het ziekenhuis omdat ze 'een aanval' krijgt. Een hersenbloeding? De details kennen we niet, maar dat er fysiek en geestelijk van alles naar de vernieling wordt geholpen, is duidelijk. En natúúrlijk voert het enige pad dat ze bewandelt richting de afgrond. Ik verklap niets, behalve dat ze niet voorspelbaar wordt.
Net als andere Argentijnse auteurs van haar generatie, Mariana Enríquez bijvoorbeeld, speelt ze met gothic elementen, die haar grimmige mensbeeld onderstrepen. Harwicz' verschoppelingen zijn niet fraai, wel eerlijk, hard en liefdevol, op hun eigen verknipte manier. Ze geeft marginaliteit een gezicht. Dat doet ze zonder genade, niet voor de lezer en niet voor haar personage. Haar novelles zijn zo krachtig dat ze de literatuur op haar grondvesten zal doen schudden, wacht maar. Harwicz is een hele grote.
Emilia Menkveld
il/pr/13 a
Heeft ze het nou over haar minnaar, of over haar zoon? In Rijp, de derde novelle van de Argentijnse Ariana Harwicz (1977) die in het Nederlands verschijnt, komt een naamloze vrouw aan het woord die in één lange woordenvloed vertelt over haar uitzichtloze bestaan in een armoedig, non-descript buitengebied, over haar kind dat nu toch echt geen kind meer blijkt, met zijn bakkebaarden en stinkende oksels, over de geliefde die besluit haar te verlaten en de alcohol die ze in veel te grote hoeveelheden tot zich neemt.
Het is een puinhoop, in haar hoofd en in haar leven, en Harwicz slaagt er wonderbaarlijk in deze staat van zijn in woorden te vatten - zonder uitleg, zonder klare lijn, alleen die koortsige, grimmige woordenvloed waaruit de lezer zelf een verhaal mag destilleren. 'Mijn lichaam is hier, mijn hoofd daar en buiten bonkt iets als een braakneiging', luidt een van de eerste zinnen.
Verwrongen, is het woord dat zich opdringt om dit proza te omschrijven. Verwrongen is ook de relatie tussen moeder en zoon, zoals de familieverhoudingen in Harwicz' werk nooit voldoen aan wat de maatschappij 'normaal' zou noemen. Steeds is er de suggestie van méér dan gewone moederliefde, van een wel heel fysiek contact, versterkt door het ondoorzichtige gebruik van voornaamwoorden: wie is 'hij' hier, vraag je je telkens af, wie zijn 'we'? En vooral: wie is deze vrouw, en hoe heeft het ooit zover met haar kunnen komen?
Uit het Spaans vertaald door Eugenie Schoolderman. Vleugels; 64 pagina's; € 22,90.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.