De hoed van de tovenaar
Tove Jansson
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Clavis, 2008 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : AVONTUUR : VERHALEN : JANS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Clavis, 2008 |
JEUGD : VERHALEN ROOD (9-11 J.) : JANS |
31/12/2008
De Finse Tove Jansson (1914-2001) behoort al ruim een halve eeuw tot de bekendste jeugdauteurs en illustratoren ter wereld. Dat succes had ze vooral te danken aan haar creatie van de Moemins, witte, rondbuikige trollen, die werden geïntroduceerd in Småtrollen och den stora översvämningen uit 1945 ('De Moemins en de grote overstroming', niet vertaald). In de volgende decennia zouden het figuurtje Moem en zijn entourage figureren in tal van geïllustreerde jeugdverhalen, prentenboeken en strips. Vandaag is Janssons werk beschikbaar in 35 talen, en zijn de Moemins erg populair in o.m. Rusland, Duitsland en Japan. Ze schopten het zelfs tot figuurtjes in een animatiereeks van Japanse makelij, en kregen twee themaparken (in Zweden en Japan). Daarnaast kon Jansson ook rekenen op de nodige kritische erkenning ? zo ontving ze in 1966 de prestigieuze Hans Christian Andersen Award, die officieus bekend staat als de 'Nobelprijs voor jeugdliteratuur'.
Het is dan ook frappant dat Janssons boeken nooit zijn doorgebroken in het Nederlandse taalgebied. In de jaren '70 werden wel enkele van de oer-Moeminboeken vertaald door de Nederlandse Cora Polet, maar die zijn ondertussen al jaren niet meer beschikbaar. Sinds vorig jaar zijn er dankzij uitgeverij Clavis en vertaalster Maaike Lahaise echter eindelijk opnieuw enkele van Janssons originele jeugdboeken beschikbaar in het Nederlands. In De Leeswelp 2007, p. 168 kon je al recensies lezen van de geïllustreerde verhalen De komeet komt eraan en De hoed van de tovenaar. Nu verscheen er naast een derde Moeminverhaal (Het geheim van de winter) ook een eerste prentenboek (Het boek over Miezel, Moem en Kleine Mie). Al deze uitgaven laten zien dat Janssons relatieve onbekendheid in Nederland en Vlaanderen niet alleen frappant, maar ook volstrekt onterecht is.
Het valt overigens des te meer toe te juichen dat het laatstgenoemde prentenboek werd uitgegeven in zijn originele vorm. Helaas staat daar wel tegenover dat de drie andere titels in een onopvallend, modern en zelfs ronduit lelijk kleedje werden gestoken. Doordat Janssons illustraties voor de cover verwerkt werden in een fletse actuele omslag, zien de boeken er immers uit als doorsnee-uitgaven van recente makelij. Het valt dan ook niet te hopen dat de Moeminboeken door hun nogal banale uiterlijk niet verdrinken in de grote stroom middelmatige kinderboekjes, want dat zijn ze helemaal niet.
Tove Jansson werd in 1914 geboren in Helsinki, als dochter van de beeldhouwer Viktor Jansson en de illustratrice Signe Hammarsten-Jansson, die behoorden tot de Zweedstalige minderheid in Finland (het Zweeds is ook de taal waarin Jansson al haar boeken schreef). Als kind bracht ze haar zomers door op een klein, onbewoond eiland in de Finse Golf, waar haar ouders een atelier hadden. Herinneringen aan die periode zou Jansson later verwerken in Dochter van de beeldhouwer (Atlas, 2005), een van haar weinige boeken voor volwassenen. Bovendien vormde de omgeving van de Finse eilanden ook een grote inspiratie voor de kenmerkende sfeer in Janssons kinderboeken en illustraties ? zie bv. de vele impressionistische natuurbeschrijvingen van de Moeminvallei, of de op romantische leest geschoeide landschappen uit haar illustraties.
Jansson stopte met school toen ze 15 was, en publiceerde in die periode ook haar eerste illustraties in tijdschriften. In 1933 schreef ze op 19-jarige leeftijd haar eerste jeugdboek, Sara och Pelle och neckens bläckfiskar, dat verscheen onder het pseudoniem Vera Haij. In de jaren '30 studeerde ze kunst in Stockholm en Parijs, waarna ze in haar thuisland enig succes oogstte met tentoonstellingen van haar schilderijen. Jansson zou haar hele leven lang blijven schilderen, en hechte evenveel belang aan haar beeldend werk als aan haar schrijfcarrière. Bovendien is haar schilderwerk van een niet te onderschatten invloed geweest voor haar illustraties, die een parallelle ontwikkeling laten zien van figuratief-impressionistisch naar abstract-modernistisch. Zo worden de romantische, etsachtige tekeningen uit de eerste Moeminboeken gekenmerkt door een veelvuldig gebruik van streepjes om structuur en diepte te geven aan de landschappen en taferelen, waar Jansson in haar (latere) prentenboeken meer werkt met grotere, abstracte kleurenvlakken.
Nadat Jansson in de jaren '30 al enkele illustratieopdrachten achter de rug had, ontwikkelde ze in 1940 het satirische figuurtje Mumintroll (Moem), dat aanvankelijk bedoeld was voor de cartoons die ze destijds maakte voor een Fins blad. In 1945 werd Moem het hoofdpersonage in Janssons al vermelde debuut Småtrollen och den stora översvämningen, dat het eerste werd in een reeks van 13 geïllustreerde jeugdboeken. In de eerste boeken uit die reeks kregen de oerpersonages Moem, Moeminpapa en Moeminmama hun kenmerkende uiterlijk, en werden ze uitgebreid met tal van karakteristieke personages, die elk hun eigen, kinderlijke filosofie uitdragen, zoals de immer nukkige maar toch vrolijke Kleine Mie en de vrijheidsbeluste zwerver Snuisterik. Toch staan levenslessen of didactiek niet voorop in de Moeminvallei.
Jansson schreef het eerste Moeminboek immers uit behoefte aan een naïef en onschuldig tegengewicht voor de Tweede Wereldoorlog, en de Moeminboeken bieden dan ook in de eerste plaats escapistische avonturen, in een omgeving die ver van de alledaagse werkelijkheid lijkt af te staan. De onaardse, sprookjesachtige setting, de etherische sfeer, de vreemde maar lieflijke figuren: ze zijn er in de eerste plaats om de lezer te doen wegdromen. Hetzelfde geldt voor Janssons verbeeldingsrijke tekeningen, want hoewel de illustraties ook wel de aandacht vragen met hun karakteristieke motieven ? zie o.m. het maniëristische gebruik van lange lijnen voor regen en de vele streepjes, die contrasteren met de minimale figuurtjes ?, moeten de tekeningen de kijker toch vooral wegvoeren naar donkere hoekjes in het woud en duizelingwekkende landschappen die de klein getekende personages verdringen.
Kenmerkend aan alle boeken zijn de korte, episodische hoofdstukken, die verschillende grappige en spannende verhaaltjes vertellen, en samen één groter verhaal vormen rond een centraal thema, zoals de winter, een toverhoed of een overstroming. Die aanpak zorgde ervoor dat de Moeminboeken o.a. vergeleken werden met A.A. Milnes boeken over Winnie de Pooh, met wie de Moemins ook de gemoedelijke levenshouding delen. Daarnaast sluiten de boeken door hun sprookjesachtige, licht surreële setting ook aan bij Tolkiens De hobbit en Lewis Carolls Alice in Wonderland, twee werken waarvan Jansson de Finse vertaling illustreerde. Met die twee klassiekers hebben de Moeminboeken overigens ook gemeen dat ze dan wel ver af staan van de hedendaagse realiteit, maar tegelijkertijd toch actuele thema's en tegenstellingen aankaarten. Zo kijkt de kleine Moem wel op naar de bohemien Snuisterik, maar hecht hij toch te veel aan zijn vredige huiselijke bestaan om ook echt zoals hij te leven. Verder ontwaarden sommigen in De komeet komt eraan zelfs verwijzingen naar de dreiging van de atoombom.
Toch zijn de Moeminboeken vooral een speelterrein voor de ongebreidelde verbeelding van de auteur en de jonge lezer. Dat uit zich vooral in de illustraties, die in de eerste Moeminverhalen dan wel klassiek zijn, maar toch ook ontegensprekelijk de stempel van Jansson dragen. Elke afzonderlijke tekening laat dan ook duidelijk zien dat er over de beeldende middelen is nagedacht, dat er bepaalde keuzes werden gemaakt die niet voor de hand lagen.
In Het boek over Miezel, Moem en kleine Mie uit zich dat in een spel met grote, abstracte kleurenvlakken die toch ook dicht bij de figuratie blijven. Dat resulteert in vreemde kleurenlandschappen, waardoor de kleine Moem, die aan het begin net een bus melk heeft gekocht, zijn weg naar huis moet zoeken. Zo belandt hij van het ene onbekende tafereel in het volgende, dat steeds wordt aangekondigd door een uitsnijding in het papier. Vrij grote tekstblokken op rijm betrekken de lezer bij het gebeuren door steeds te vragen "En toen? Hoe liep dit af, denk jij?" Jammer genoeg klinkt het rijm door de vertaling nogal geforceerd, en is het ook onbegrijpelijk dat werd gekozen voor een uniform lettertype, dat zeker niet duidelijker leesbaar is dan de originele handgeschreven tekst. Op die manier gaat er immers heel wat van Janssons spel met de typografie verloren, waarbij letters bv. takken krijgen en elke naam een andere schrijfwijze heeft.
Ondanks deze bedenkingen blijft ook de Nederlandse versie gemakkelijk overeind. Een onverwachte kwaliteit komt voort uit de ouderwetse kleurendruk, waarbij een beperkt aantal kleuren wordt gebruikt. In combinatie met de grote abstracte vormen zorgt dat voor heldere en erg aantrekkelijke composities. De prentenboeken laten zo ook een andere, experimentelere Jansson zien: hier komen de tekenkundige spelletjes uit de oorspronkelijke Moeminverhalen immers aan de oppervlakte. Zo keren de eerder vermelde streepjes voor schaduwen en lijnen voor regenval hier in een explicietere vorm terug. Wie Het boek over Miezel, Moem en kleine Mie in handen heeft gehad, gaat de pentekeningen uit de eerste boekjes dan ook bekijken met meer oog voor de tekenkundige middelen. Op die manier valt des te meer op dat Jansson niet alleen een erg vaardige, maar ook erg innovatieve tekenares is, die de traditie doorbreekt met een unieke, niet te kopiëren beeldentaal.
Het is vooral dat samengaan van traditie en eigengereidheid dat de Moeminboeken tot terechte klassiekers maakt, die in al hun eenvoud ook vandaag nog sterk tot de verbeelding spreken. De ? overigens hedendaagse ? vraag of ze ook echt jeugdliteratuur zijn dan wel simpel entertainment bieden, past hier dan ook volstrekt niet. Janssons werk uit de jaren '50 en '60 leest immers als een oprechte ode aan het plezier van de verbeelding, die nergens wordt gekenmerkt door commerciegemakzucht. De Moemins die vanaf de jaren '80 en '90 een commerciële boom kenden die leidde tot allerlei minder authentieke nevenproducten, staan dan ook los van wat ze oorspronkelijk waren: geestige figuurtjes in goed geschreven en originele kinderboeken die de lezer weten te vervoeren zonder hem te pamperen. In die zin is het feit dat Moemins bij ons tot nu toe redelijk onbekend zijn gebleven misschien wel een zegen, die ervoor kan zorgen dat Vlamingen en Nederlanders de boeken waarin ze ontstonden met frisse ogen kunnen bekijken. [Koen Sels]
Monique Luijben
Moem ontwaakt te vroeg uit zijn winterslaap en ontdekt dat de wereld veranderd is in een voor hem onbekend wit en stil landschap. Hij voelt zich eenzaam, totdat hij meer wezens ontdekt die wakker zijn. Samen met hen wordt het een dolle boel in en rondom het Moeminhuis, totdat de lente aanbreekt. Een oorsponkelijk in 1957 uitgegeven deeltje uit de Moemin-serie* dat vanwege de absurde humor en de rijke fantasie tijdloos is. De trolachtige wezentjes hebben een eigen karakter en gedragen zich als mensen, waardoor hun (soms filosofische, soms naïeve) gedachten en gevoelens herkenbaar zijn voor alle leeftijden. De humoristische zwart-witpentekeningen sluiten aan bij het verhaal. Overzichtelijke bladspiegel met brede marges. Het poetische taalgebruik en enkele moeilijke woorden (misnoegdheid) zijn pittig, maar passen in de verhaalsfeer. Achter in het boek staat informatie over de schrijfster, die voor haar werk de Hans Christian Andersenprijs ontving. Een verrassend, vrolijk, grappig, speels en lief fantasieverhaal. Uitermate geschikt om voor te lezen vanaf ca. 7 jaar, zelf lezen vanaf ca. 9 jaar.
Annie Beullens
ua/an/22 j
Moem is een Moemin die veel te vroeg ontwaakt uit zijn winterslaap. Als hij door het venster kijkt, denkt hij dat de wereld verdwenen is want hij heeft nog nooit sneeuw gezien. Moem gaat naar buiten en ontmoet Toe-Tikki, die aan het plafond van het bootshuis hangt. De wereld om en rond het Moeminhuis is onherkenbaar. Samen ontdekken ze wat ze met sneeuw wel en niet kunnen doen. 'Je denkt dat sneeuw koud is, maar als je er een sneeuwhut van bouwt, heb je een warm onderkomen. Je denkt dat hij wit is, maar soms is hij roze en dan weer blauw. Je kunt je niets zachters bedenken dan sneeuw en niets harders. Zo zie je maar, je kunt nergens zeker van zijn, zegt Toe- Tikki. Om zich minder eenzaam te voelen heeft Moem alle klokken in het huis opgewonden en omdat de tijd zoek was, had hij ze allemaal op verschillende uren gezet, zodat er misschien eentje de juiste tijd aanwees. Het blijft echter donker; de poolnacht is ook een onbekend verschijnsel voor Moem. Moem gaat elke dag naar het bootshuis en op zekere dag botst hij op Kleine Mie. Die is ook wakker, ze werd gewekt door een nieuwsgierige eekhoorn. Kleine Mie is een knorrig, eigenzinnig schepsel, maar Moem houdt van haar. Met z'n drieën wachten ze op de IJsvrouw, een fantasie van Kleine Mie, maar die IJsvrouw maakt wel de eekhoorn dood. Ontroerend is het fragment op p. 44-45 als ze bij de dode eekhoorn staan. Ieder reageert volgens zijn karakter: Moem gevoelig, Kleine Mie nuchter en praktisch en Toe-Tikki filosofisch en poëtisch. Zijn gedichten staan her en der in het verhaal. Moem ontdekt dat de woonkamer langzaamaan leeggeroofd wordt door wezens die een vreemde taal spreken. De zon begint elke dag een beetje langer te schijnen. Moem is teleurgesteld als ze al na korte tijd weer verdwijnt: De zon moest er vast nog aan wennen om op te komen. Maar dat anderen ergens een oplossing voor weten, betekent niet dat je teleurstelling op slag is verdwenen, bedenkt Moem nadat Toe-Tikki hem verzekerd heeft dat de zon de volgende dag weer terug zal komen. De familie Moem blijft slapen, ook als de zon alsmaar hoger klimt en er vreemde, uitgehongerde gasten heel de voorraad jam van Mamamoem komen opeten. En op een dag vindt Moem het welletjes, hij zet deuren en ramen open en dan wordt Mamamoem wakker. Dit is een prachtig, naïef, poëtisch en hartverwarmend verhaal, met een soms absurde logica. De meest onwaarschijnlijke figuren komen er op een natuurlijke wijze in voor: trolachtigen, hemulen, ruipdiertjes, Moems ... De taal is volwassen. Bijvoorbeeld op p. 104 'Rustig maar', zei Toe-Tikki. 'We hebben de Hemuul misschien wel verkeerd beoordeeld.' Het kan zijn dat de Hemuul geen gevoel had voor nuances en dat hij zich slecht kon verplaatsen in de gedachten van anderen. Maar hij had een reukzin die beter was dan die van de hond Unk. Er staan zelfs voetnoten in het verhaal. Op p. 42 heeft kleine Mie het over een 'geëvacueerde egel'. Voetnoot: een geëvacueerde egel is een egel die tegen zijn wil uit zijn huis is verdreven en zelfs zijn tandenborstel heeft moeten achterlaten. De humor is ook onovertroffen. Na meer dan zestig jaar - het eerste Moeminboek verscheen in 1946 - hebben deze verhalen nog niets aan kracht en frisheid verloren. Het boek eindigt met een korte biografie van de schrijfster. Een absolute topper.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.