Vissen redden
Annelies Verbeke
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij Antwerpen, 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11356 |
Dirk Leyman
rt/aa/27 m
Kleine ventjes, grote hoofden". Met deze vier woorden karakteriseert Annelies Verbeke weleens het werk van Klaas Verplancke. De vreemde proporties en licht surrealistische figuren van de toptekenaar ogen vaak aandoenlijk maar hebben tegelijk kwaadaardige kantjes. Net zoals de personages van Annelies Verbeke. Geen enkele Vlaamse schrijver stoeit zo behendig met beautiful freaks en ongerijmde grensgevallen. Volstrekt logisch dat Verbeke en Verplancke elkaar ooit zouden opjutten in een fascinerend project.
Het werkplezier spat van Tirol inferno, dat wegens omstandigheden bijna een jaar lang stof lag te vergaren. Langer had dat toch niet mogen duren. Want deze graphic novel is een verrukkelijk kijk- en leesstuk van internationale allure, waarin de zotternij hoogtij viert. In Tirol inferno raakt een gemêleerd gezelschap van veertig wintersporters in de knel. Door een technisch mankement blokkeert hun kabelbaan en zijn ze overgeleverd aan de elementen en aan elkaar, bungelend boven de sneeuw in een krappe cabine.
Rake klappen
Een ideaal decor voor tekenaar Verplancke en schrijfster Verbeke om hun duivels te ontbinden. Verbeke trakteert ons op een kakofonie van stemmen en personages. Langzaam raken de geesten verhit, stijgt de angst en suddert het ongenoegen, zo hoog boven het dal. "'t Doet denken aan een druk familiefeest." Als tijdverdrijf wordt er noodgedwongen gequizd. Waar moet dat eindigen? De ruiten raken bedompt en er vallen rake klappen. Verplancke en Verbeke zetten alle conventies op hun kop en laten hun vertelling uitmonden in een orgie.
Verbeke kiest daarbij niet voor the easy way. Zoals de Russische schrijver Alexander Poesjkin ooit zijn meesterwerk Jevgeni Onegin in 370 berijmde coupletten goot, zo waagt Verbeke zich in Tirol inferno aan jambische pentameters op rijm. Een berenklus. Maar het werkt wonderwel. Tenminste, als je deze vertelling vol absurde situatiehumor niet al te serieus neemt. Ondanks de strakke versvorm legt Verbeke elk keurslijf af. Even komen de personages zelfs in het verweer tegen hun scheppers en werpen ze hen opstandige boze blikken toe.
Ook Verplancke overtreft zichzelf. Zijn werk oogt veel spontaner en genereuzer dan zijn gesmaakte Confidenties van een ezelsoor, die hij voor de teksten van Frank Adam maakte. Kijk maar naar de briljante openingssequentie, verbeeld over een aantal pagina's, waarbij we in het berglandschap uiteindelijk de bungelende kabelcabine ontwaren. Later gaat Verplancke helemaal loos. Als een volleerd skikampioen slalomt hij langs de absurde plotwendingen vol geestige weerhaakjes, met achter elke bocht een nieuwe verrassing van formaat.
Het baldadige Tirol inferno is een wellustig festijn voor het oog, waarin Verbeke en Verplancke zich perfecte sparringpartners tonen.
rt/aa/13 m
ANNELIES VERBEKE OVER KLAAS VERPLANCKE
Uitzonderlijk gebeurt het dat je in gesprek raakt met iemand bij wie de naam Klaas Verplancke niets oproept. Kleine ventjes, grote hoofden? help ik in zulke gevallen. Die ontoereikende omschrijving is geen categorie waarbij ik Klaas indeel. Hij is een grote man met een realistisch geproportioneerd hoofd. De jas waarmee ik hem het vaakst heb gezien, is roodzwart geruit en zou een houthakkersjas kunnen worden genoemd. Hij heeft een aanstekelijke lach en geluk met zijn haar.
Al lang voor ik Klaas Verplancke ontmoette, maakten zijn figuren me blij met hun grappige lieflijkheid en speelse ondeugden, de verstopte, vaak surreële details waarmee ze je blik vasthouden, waarmee ze zich onttrekken aan de tekst, aan de wat beperkende term illustratie. Hun schepper moet een tevreden man zijn, zo was mijn vermoeden.
Dat klopte, zij het dat Klaas leven rond de tijd dat wij elkaar leerden kennen door droeve gebeurtenissen werd ondermijnd. Dat heb je daar soms mee, met leven, al trof dergelijke invasie Klaas naar eigen zeggen voor het eerst. Dat laatste vond ik iets om te onthouden, dat zulke mensen bestaan: tot voor kort ongeschonden.
Vermoedelijk heb ik dus langs de boorden van Klaas leven vertoefd toen het zich in een overgangsfase bevond. Ook in Tirol inferno is dat merkbaar. Klaas legde me uit dat hij ooit een abstract schilderij wil kunnen maken, dat dit boek hem daar een stap dichterbij brengt, dat hij ernaar verlangt de controle los te laten zonder daarbij tegen zijn natuur in te gaan. Die inborst legt hem namelijk op te kunnen verantwoorden waarom hij een vierkant tekent, waarom hij het blauw kleurt.
Vandaar dat Klaas de controle toch vrij gecontroleerd loslaat. Als je samen een boek maakt, is zoiets een geruststelling.
Het is een voorrecht getuige te zijn van een interessant mens en een interessant oeuvre tijdens een subtiele metamorfose. Wat echter niet iedereen weet, is dat Klaas het veranderen eerder al lichamelijk onder de knie kreeg. En boven de knie eigenlijk nog meer. Tijdens onze eerste ontmoetingen was Klaas een nogal ronde man, bij de derde was hij eerder een i dan een o. Deze slanke versie toonde me zijn prachtige atelier in Brugge, een enorme ruimte die hij ook gebruikte om zijn werk tentoon te stellen. Langs alle ramen gutste er zonlicht naar binnen en helemaal boven stond een drumstel dat de tekenaar samen met zijn nageslacht leerde bespelen. Naar zijn vorderingen heb ik niet meer geïnformeerd, dat ga ik eens doen.
Geen merkwaardig fenomeen, zult u oordelen, mensen vermageren of worden dikker. Groeien doen zij na hun kindertijd echter niet meer. Klaas wel. Toen ik hem de vierde keer ontmoette, toevallig, op een vernissage, moest hij zich als enige in de zaal bukken om het plafond niet te raken. Hij werd wellicht nog langer toen ik hem naderhand uitzwaaide, want zijn gestalte bleef even groot terwijl hij van me weg wandelde, naar zijn auto, die hij moest laten staan omdat hij er niet meer in kon. De vijfde keer kromp hij, toen heb ik hem in mijn handtas meegenomen naar de kermis. Hij klemde zijn ledematen rond een stokje zodat een vrouw aan een kraam hem met suikerspin kon omwikkelen. Wo-ho-hoow! Wo-hoow! hoorde ik hem steeds gesmoorder lachen. Ik at hem weer tevoorschijn, een ontroerend moment.
Klaas mooiste gedaanteverwisseling vond ik die keer dat hij zichzelf veranderde in zevenenzestig papegaaien. Ze fladderden voorbij het raam toen ik zat te schrijven, alle kanten uit, ik wist meteen dat hij het was. En een fiets, dat kan hij ook, dat was de enige keer dat ik Klaas heb bereden. Want zo goed kennen we elkaar nu ook weer niet.
rt/aa/13 m
ANNELIES VERBEKE OVER KLAAS VERPLANCKE
Uitzonderlijk gebeurt het dat je in gesprek raakt met iemand bij wie de naam Klaas Verplancke niets oproept. Kleine ventjes, grote hoofden? help ik in zulke gevallen. Die ontoereikende omschrijving is geen categorie waarbij ik Klaas indeel. Hij is een grote man met een realistisch geproportioneerd hoofd. De jas waarmee ik hem het vaakst heb gezien, is roodzwart geruit en zou een houthakkersjas kunnen worden genoemd. Hij heeft een aanstekelijke lach en geluk met zijn haar.
Al lang voor ik Klaas Verplancke ontmoette, maakten zijn figuren me blij met hun grappige lieflijkheid en speelse ondeugden, de verstopte, vaak surreële details waarmee ze je blik vasthouden, waarmee ze zich onttrekken aan de tekst, aan de wat beperkende term illustratie. Hun schepper moet een tevreden man zijn, zo was mijn vermoeden.
Dat klopte, zij het dat Klaas leven rond de tijd dat wij elkaar leerden kennen door droeve gebeurtenissen werd ondermijnd. Dat heb je daar soms mee, met leven, al trof dergelijke invasie Klaas naar eigen zeggen voor het eerst. Dat laatste vond ik iets om te onthouden, dat zulke mensen bestaan: tot voor kort ongeschonden.
Vermoedelijk heb ik dus langs de boorden van Klaas leven vertoefd toen het zich in een overgangsfase bevond. Ook in Tirol inferno is dat merkbaar. Klaas legde me uit dat hij ooit een abstract schilderij wil kunnen maken, dat dit boek hem daar een stap dichterbij brengt, dat hij ernaar verlangt de controle los te laten zonder daarbij tegen zijn natuur in te gaan. Die inborst legt hem namelijk op te kunnen verantwoorden waarom hij een vierkant tekent, waarom hij het blauw kleurt.
Vandaar dat Klaas de controle toch vrij gecontroleerd loslaat. Als je samen een boek maakt, is zoiets een geruststelling.
Het is een voorrecht getuige te zijn van een interessant mens en een interessant oeuvre tijdens een subtiele metamorfose. Wat echter niet iedereen weet, is dat Klaas het veranderen eerder al lichamelijk onder de knie kreeg. En boven de knie eigenlijk nog meer. Tijdens onze eerste ontmoetingen was Klaas een nogal ronde man, bij de derde was hij eerder een i dan een o. Deze slanke versie toonde me zijn prachtige atelier in Brugge, een enorme ruimte die hij ook gebruikte om zijn werk tentoon te stellen. Langs alle ramen gutste er zonlicht naar binnen en helemaal boven stond een drumstel dat de tekenaar samen met zijn nageslacht leerde bespelen. Naar zijn vorderingen heb ik niet meer geïnformeerd, dat ga ik eens doen.
Geen merkwaardig fenomeen, zult u oordelen, mensen vermageren of worden dikker. Groeien doen zij na hun kindertijd echter niet meer. Klaas wel. Toen ik hem de vierde keer ontmoette, toevallig, op een vernissage, moest hij zich als enige in de zaal bukken om het plafond niet te raken. Hij werd wellicht nog langer toen ik hem naderhand uitzwaaide, want zijn gestalte bleef even groot terwijl hij van me weg wandelde, naar zijn auto, die hij moest laten staan omdat hij er niet meer in kon. De vijfde keer kromp hij, toen heb ik hem in mijn handtas meegenomen naar de kermis. Hij klemde zijn ledematen rond een stokje zodat een vrouw aan een kraam hem met suikerspin kon omwikkelen. Wo-ho-hoow! Wo-hoow! hoorde ik hem steeds gesmoorder lachen. Ik at hem weer tevoorschijn, een ontroerend moment.
Klaas mooiste gedaanteverwisseling vond ik die keer dat hij zichzelf veranderde in zevenenzestig papegaaien. Ze fladderden voorbij het raam toen ik zat te schrijven, alle kanten uit, ik wist meteen dat hij het was. En een fiets, dat kan hij ook, dat was de enige keer dat ik Klaas heb bereden. Want zo goed kennen we elkaar nu ook weer niet.
TIROL INFERNO
31/08/2013
Veertig wintersportfanaten komen vast te zitten in een skilift. Wordt er aanvankelijk nogal luchtig omgesprongen met de situatie, gaandeweg nemen de spanningen toe binnen het gezelschap, dat ertoe veroordeeld is letterlijk en figuurlijk op elkaars gezicht te kijken. Wat daarbij naar boven komt, is niet steeds even fraai. Dat een man in de gezichtstrekken van een vriend van hen die is meegereisd, zijn eigen dochter meent te herkennen, doet vermoedens rijzen dat zijn vrouw wel eens een scheve schaats zou kunnen hebben gereden. En hoe gaat de jongen Martijn om met zijn sluimerende gevoelens voor die andere jongen Pepijn? En wat als de nood om te plassen echt heel dringend wordt? Niets menselijks is het gezelschap vreemd.
De manier waarop tekst en beeld (respectievelijk van de hand van Annelies Verbeke en Klaas Verplancke) samengaan, maakt van Tirol inferno een hoogstaand en intrigerend geheel. In zijn tekeningen blijft Verplancke voor de volle honderd procent zichzelf: suggestief en veelzeggend, een wereld creërend die reminiscenties oproept aan de maskerades van Ensor. Al snel blijkt hoe doordacht de tekeningen in hun onderlinge relatie en in relatie met de tekst zijn opgebouwd. Zo opent het boek met een reeks beelden die de lezer naar het eigenlijke onderwerp van het verhaal moeten leiden: van een scherp geprofileerde bergketen evolueren de schetsen naar een abstract lijnenspel waar dan uiteindelijk de skilift wordt opgemerkt. De tekst van Annelies Verbeke — kwatrijnen in jambische pentameters en met een terugkerend rijm — is al even eigenzinnig qua aanpak als de tekeningen van Verplancke. Zoals de manier waarop Verbeke zichzelf samen met kompaan Verplancke ten tonele voert: ‘Op fluistertoon bespreken Klaas en ik / Wat ’t lot zal zijn van deze kabelbaan / ‘Wat wordt het? Hangt die lift hier nog een poos / Of wordt het tijd om hem te laten gaan?’ Dat ook druktechnisch het beeld mee wordt bepaald (de kleur van de letters evolueert mee met het verhaal, van zwart over blauw tot rood) maakt van Tirol inferno een bijzonder sterk en schitterend uitgebalanceerd voorbeeld van een graphic novel.
[Jooris Van Hulle]
Ans Mooijenkind-in 't Hol
Het kunstzinnig ogende, compacte boek begint met schetsen van een steeds witter wordend berglandschap; dan begint de eigenlijke vertelling (op rijm), maar niet voordat een skilift wordt afgebeeld, stil hangend boven het gebergte. Vervolgens trakteert veelzijdig illustrator Verplancke de toeschouwer op een wirwar aan James Ensor-achtige gezichten, die al naar gelang de ontwikkelingen steeds weer andere expressie tonen: veertig toeristen zitten vast, het gaat langer duren dan comfortabel en intussen schetsen de Vlamingen Verbeke (tekst) en Verplancke (tekening) samen de interactie tussen en het innerlijk leven van de onfortuinlijke toeristen, hetgeen verrassingen oplevert. En passant wurmen de scheppers van het tafereel zich ook nog binnen de plot, zodat 'het publiek' van de ene verbazing in de andere valt. Een uitdagend, absurdistisch project. De paginering van deze toch ruim 200 bladzijden tellende hardback ontbreekt; de kunstenaars zijn terug te vinden op hun sites: www.anneliesverbeke.com, en www.klaas.be.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.