Lezen, man! : essays en kritieken
Anthony Mertens
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 5290 |
31/12/2008
Op schrift gestelde ziektegeschiedenissen zijn ondertussen haast een apart subgenre geworden binnen de grote stroom aan 'waar gebeurd'-verhalen die door kleinere maar ook grotere uitgeverijen op de markt worden gebracht. Ze beantwoorden aan een begrijpelijke behoefte van lezers om de eigen ziekte beter te kunnen begrijpen, er beter mee om te kunnen gaan of door lotgenoten een hart onder de riem gestoken te krijgen. In het beste geval zijn het daadwerkelijk leerrijke of bemoedigende verhalen, maar slechts zelden zijn ze ook op literair vlak van betekenis (wat overigens ook meestal niet de bedoeling is). In het geval van Anthony Mertens' Zwaluwziek: leven na een herseninfarct ligt dat duidelijk anders: ook dit boek kan inzicht en steun bieden aan mensen die zelf door een beroerte getroffen zijn (en aan hun naasten), maar het is veel meer dan dat. Zwaluwziek is in de eerste plaats een haarfijn geschreven en zorgvuldig geconstrueerde autobiografische roman, die uiteindelijk de vorm aanneemt van een genadeloos zelfonderzoek.
Eerst de feiten. In de zomer van 2004 wordt Anthony Mertens getroffen door een herseninfarct. Hij verliest een deel van zijn taalvermogen, kan nauwelijks bewegen en zit emotioneel meteen volledig met zichzelf in de knoop. Na een ziekenhuisopname komt hij achtereenvolgens in twee revalidatiecentra terecht, waar hij met veel moeite een deel van zijn fysieke en mentale vermogens herovert. Een half jaar na het herseninfarct mag hij onverhoopt de weekends thuis doorbrengen, om uiteindelijk ? en daarmee eindigt de roman ? definitief uit het centrum aan de Amsterdamse Overtoom ontslagen te worden.
Mertens beschrijft uitgebreid de elkaar in snel tempo opvolgende revalidatiesessies. Hij leert opnieuw praten, zet ? als een peuter ? zijn eerste stappen ("Uit alle macht zette ik me over mijn onzekerheid heen, plaatste mijn voeten in het luchtledige, veroverde stap voor stap de immense ruimte.") en levert zich over aan een tot veel gênante hilariteit aanleiding gevende 'valtherapie'. Maar al snel wordt duidelijk dat het Mertens niet enkel om zijn 'leven na het herseninfarct' te doen is. Nadat de ik-figuur ? het lijkt me meer aangewezen om het hoofdpersonage van het boek vanaf nu in romanterminologie aan te duiden ? bij een van die valoefeningen onzacht en onhandig op de grond is beland, staat er: "Ik lag met mijn wanhoop op de mat, angstig keek ik omhoog naar de gymleraar van mijn middelbare school". Tezamen met de ik-figuur zit de lezer onverhoeds in de turnles, in een herinnering die door de vernederende situatie in het revalidatiecentrum opgeroepen wordt.
Met dit schijnbaar banale voorval zijn meteen twee constanten in dit boek aangeduid: de vernedering als thema en de herinneringssprong als procédé. Eén van de onmiskenbare sterktes van Zwaluwziek is gelegen in de vlotte en ongeforceerde manier waarop Mertens van erbarmelijke situaties in het heden naar al even pijnlijke scènes in het verleden overschakelt. De vernederingen en angsten die de ik-figuur tijdens zijn revalidatie moet doorstaan, maken voortdurend herinneringen los aan zijn kindertijd, die eveneens getekend blijkt door angst, schaamte en vernedering. Dit boek speelt zich bijgevolg evenveel in de klas, de zwemles en het geboortehuis af als in het revalidatiecentrum.
Het infarct heeft een hele hoop hersenfuncties beschadigd, maar het activeert tegelijk in sterke mate het emotionele geheugen van de hoofdpersoon. Het is de bijl voor een bevroren meer van gevoelens: "dat geheugen is niet aangetast, integendeel, het is actiever dan ooit. Het brengt ook vergeten gebaren in de herinnering, de oeroude rilling aan mijn huid. De adrenaline in het bloed, het gevoel van de vingertjes van mijn zusje om mijn wijsvinger." Dat laatste gevoel is verbonden met een van de oerscènes uit de herinnering van de ik-figuur: een pasgeboren zusje wier handje hij vasthoudt terwijl er iets helemaal misgaat. Een paar weken later blijkt het zusje gestorven, maar er wordt met geen woord meer over haar gerept. Het is knap hoe herinneringen als deze, die voor de vorming van een bewustzijn bepalend moeten zijn geweest, worden herhaald, gevarieerd, aangevuld, versterkt en gemetamorfoseerd. Dat is nog het opvallendst in de herinnering aan twee andere oerscènes uit de kinderjaren van de ik-persoon, die te maken hebben met zijn oom Chris, in wie hij een redder en vertrouweling gevonden dacht te hebben, maar die hem uiteindelijk vernedert en zelfs bedreigt. Daar is in de zich vormende gevoelswereld van de kleine Anthony veel fout gegaan: "Chris had mijn gevoel gestolen, ik moest het terug!"
Misschien is het dat wel wat Mertens met dit boek vooral heeft betracht: het hervinden van gevoelens die in de diepste lagen van zijn ziel (of hersenen) verborgen lagen. "Mijn gevoelens durfden zich tijdens mijn latere leven niet te vertonen dan in de meest vreemde uitdossingen", lezen we in Zwaluwziek. Door de opstoten van zijn emotionele geheugen worden voor de ik-persoon geleidelijk aan de contouren zichtbaar van het lichtschuwe wezen dat zich achter die maskerade verscholen houdt. Omdat hij na het herseninfarct verplicht wordt om zichzelf als het ware opnieuw uit te vinden, omdat hij te weten moet zien te komen wie hij nog kan worden, moet hij te weten komen wie hij eigenlijk is geweest.
Ondertussen weet wie hij amper wie hij is. Door middel van schrijnende en tegelijk geestig vertelde scènes krijgen we een idee van de mate waarin een mens vervreemd kan raken van een vroegere versie van zichzelf. Na een eerste terugkeer naar zijn appartement, heeft hij bv. het gevoel op bezoek te zijn geweest bij een oude bekende, wiens kunstgevoel hij niet bepaald meer apprecieert: "'Vond u dat schilderij aan de muur ook niet stompzinnig?' vroeg ik. 'Het gaf aan het interieur zo'n kleinburgerlijk aureool, beslist niet mijn smaak, vreemd, want ik dacht dat mijn kennis vroeger nonconformistisch was. Ik begrijp waarlijk niet dat hij zoiets aan zijn muur kan hangen.'" Ook zijn echtgenote, kinderen en vrienden herkennen hun man, vader, vriend niet meer. De eens zo empathische man is nu een bullebak geworden, een ongeduldige, gemene en zelfs racistische cholericus die iedereen die hem ook maar enigszins in de weg lijkt te staan, de huid vol scheldt. Hij kent geen schroom meer en lijdt aan een soort van pathologische eerlijkheid, die niet alleen vervelende medepatiënten of bitsige therapeutes treft. Wanneer een van zijn dichtste vrienden hem wat wetenschappelijke uitleg wil verschaffen over de veranderingen in zijn psyche, voegt hij hem toe: "Ik vind je een ouwehoer tegenwoordig. Ik herken je haast niet terug."
Met dit boek wordt die grofheid als het ware goedgemaakt. Zwaluwziek is zonder meer ook een ode van de schrijver aan de trouwhartigheid van zijn vrouw, de hulpbereidheid van zijn kinderen en de toewijding van zijn vrienden. Mertens schrijft met veel warmte over hen, en geeft schaamteloos uitdrukking aan zijn ? door zijn toestand soms overdreven ? sentimentaliteit. Maar daarmee is zijn boek nog niet sentimenteel. Deskundig lezer als hij is, weet hij dat hij afstand moet inbouwen om de betekenis van zijn ervaringen ten volle tot zijn recht te laten komen. En die afstand zit 'm in de literaire aanpak en vormgeving van het boek. In dit autobiografische verhaal is de verbeelding onlosmakelijk verbonden met de werkelijkheid. Het is het verhaal van iemand die de realiteit heeft leren bekijken door de bril van de literatuur. De besprekingen van recent of vroeger gelezen romanpassages ? die overigens te kennen geven dat ook de criticus Mertens nog steeds sterk uit de hoek kan komen ? zijn in het boek heel goed op hun plaats, omdat ze laten zien hoezeer een personage uit een roman van betekenis kan zijn voor de 'geleefde' werkelijkheid. En verder heb je de ironische verteller, de talrijke allusies, citaten en motieven (het carnaval, de zwaluwen etc.), de uitwerking van thema's als de (trans)seksualiteit ? het helpt allemaal om dit boek te laten uitstijgen boven de loutere belijdenis.
Ook de taal van Mertens is 'literair'. Je vindt in dit boek bv. vele mooie vergelijkingen ("Een wolk trok voor de zon weg en plotseling baadde de ontbijtzaal in een schel licht, alsof de fotograaf zijn flitslicht eindeloos verlengde.") en de schrijver speelt moeiteloos met verschillende registers, van koele registraties van de banale werkelijkheid tot verfijnde overpeinzingen over het verband tussen schoonheid en eenzaamheid. Maar een teveel aan franje is er gelukkig nooit. Mertens' stijl is van een sobere schoonheid, eenvoudig maar precies. Het is de stijl van iemand die niet wil uitpakken met zijn talige vermogens, maar zijn ervaringen een zo juist mogelijke vorm wil geven. En dat is nog iets anders dan werkelijkheidsgetrouw. Uit dit boek spreekt geen geloof in een onproblematisch realisme, wel in de mogelijkheid om met literaire middelen een beeld te geven van de nooit helemaal te achterhalen, altijd dubbelzinnige en ondoorzichtige werkelijkheid van de menselijke geest.
Ten slotte nog iets over de mooie titel van het boek. Wat het woord 'zwaluwziek' precies betekent, kom je eigenlijk nooit te weten. Wel is duidelijk dat het te maken heeft met een soort van angstig verlangen, een voorgevoel dat er iets op til is dat goed of slecht kan uitpakken. Het woord valt de ik-figuur geregeld te binnen, en op den duur begin je als lezer zelf aan te voelen wanneer er zwaluwziekte in de lucht hangt. Bij epifanieën bv., bij plotselinge verschijningen van een door de stad zwevende engel of een karretje waarin het overleden zusje ligt. Of in onverwachte confrontaties met meisjes- of vrouwenogen. De ogen van een jong meisje in een kerk hebben het onbestemde verlangen voor het eerst opgeroepen bij de ik-figuur. Het is nooit meer verdwenen, en kwam terug in de blik van andere meisjes en vrouwen, en zelfs van een hert. Ook in deze gevallen is het heden weer doordrongen van een verleden dat nooit echt over is gegaan. De zwaluwziekte is een niet te duiden maar onontkoombare, in de diepste lagen van het bewustzijn bezonken, maar soms onverhoeds naar boven schietende gevoeligheid, die de ik-persoon altijd en overal kan overvallen. Ook midden op de dag, in de invalidenstoel van lijn één richting Overtoom: "Tegenover me zat een zwaar gesluierde vrouw, haar hoofd bedekt met een zwarte sluier. Ik durfde haar haast niet aan te kijken, ze leek op tante Anna van vroeger. De zwaluwen piepten in mijn hart. Alleen haar donkere ogen kon je zien." [Koen Van Baelen]
M.A.M. Bomhof, neuroloog-psychiater
Mertens (1946) was jarenlang criticus voor de Groene Amsterdammer, docent Nederlandse letterkunde aan de UvA en redacteur bij Querido. Vijf jaar geleden kreeg hij een herseninfarct met een rechtszijdige verlamming en afasie als gevolg. Op advies van zijn vriend Bernlef beschreef hij zijn ziekenhuisverblijf en een langdurig revalidatieproces. Hij beschrijft dit moeizame voortploeteren waarbij hij op zoek is naar zijn veranderde 'ik'. Het personage dat hij geworden is, bevalt hem maar matig. Als schrijver is hij echter bewonderenswaardig opnieuw geslaagd. Hij geeft een nauwkeurig verslag van eigen en andermans falen, maar heeft toch vaak een lichtvoetige toon. Een ontroerend boek dat ver boven de gebruikelijke egodocumenten van ex-patiënten uitsteekt. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.