De zeventiende eeuw behoort tot de belangrijkste en meest bewogen perioden uit de westerse geschiedenis: het tijdperk van geniale denkers als Descartes, Spinoza, Newton en Hugo de Groot, waarin de wetenschap voorgoed veranderde, rede de overhand kreeg over traditie, de rechten van het individu werden erkend en het menselijk denken een nieuwe, beslissende ontwikkeling doormaakte.