Een negenjarige jongen wordt een zomer lang ondergebracht in het huis van zijn grootouders. Daar ontwikkelt hij een hechte band met de eigenzinnige dienstbode.
Wanneer een 60-jarige Nederlandse rentenier in Parijs opeens een straathond in huis krijgt, leert hij tijdens wandelingen met het dier het andere Parijs kennen, een stad vol daklozen, junkies, bedelaars en vooral talloze illegalen. Zijn geweten gaat opspelen.
Een schrijver is op het platteland gaan wonen om zich van de wereld af te sluiten, maar mensen van verschillend pluimage en diverse achtergronden komen toch gewoon zijn leven binnen.
In een toekomstige Republiek Nederland, waar de klimaatverandering zich laat gelden, wekt de wijze waarop de populistische regering omgaat met slachtoffers van een orkaan de woede op van een oude man, die een pamflet schrijft als aanklacht.