Uit het niets verschijnen 32 kinderen in San Cristobal, een kleine stad in de tropen, gelegen tussen de jungle en een rivier. Niemand weet wie deze kinderen zijn en ze spreken een onbegrijpelijke taal. Ze hebben honger, zijn gewelddadig en hebben een ontregelend effect op de bewoners van het stadje.
Een zevenjarig meisje wordt plotseling wees en moet zich zien te handhaven in een weeshuis waar de meisjesgemeenschap haar ervaart als een indringster.
Een Valenciaanse architect reist in 1881 met zijn zoon naar New York om de techniek van het tamboerijngewelf te patenteren, en groeit gaandeweg uit tot een nationaal icoon.