In dit boek vertelt Chernook over haar indrukwekkende parcours: hoe ze als zesjarig kind van Kirgizische illegalen in een West-Vlaams krot belandde, te kampen had met een met demonen worstelende vader en gepest en uitgesloten werd wegens haar afkomst en armoede, maar ook over hoe ze zich uit de ellende vocht en gelukkig werd. ‘