De jonge Mary Tudor groeit op als kroonprinses totdat haar vader, koning Hendrik VIII van Engeland, een andere vrouw trouwt en zij als dienstmeid van haar stiefzusje moet werken.
De 16-jarige Gideon groeit op in een Amish gemeenschap, waar hij door zijn vader regelmatig wordt gestraft, omdat hij in opstand komt tegen de strenge voorschriften. Er wordt van hem verwacht, dat hij een vrouw kiest en zijn plaats in de gemeenschap inneemt. Hij wil echter meer van de wereld zien en weet dat het verlaten van de familie met doodzwijgen gestraft zal worden. Als Isaac, een joodse jongen, met de koets naar huis moet worden gebracht, biedt Gideon aan met hem op reis te gaan.