De romantische Anna trouwt met de oudere vorst Prozorski. Al haar hooggestemde idealen over de liefde worden in één klap verwoest als ze bij hem intrekt: de huwelijksnacht is rampzalig, naar het kind dat daaruit geboren wordt kijkt haar man niet om, en hoewel hij niet bepaald een ascetisch verleden heeft, bewaakt hij met ziekelijke jaloezie haar kuisheid. Anna voelt zich al snel aangetrokken tot een jeugdvriend van de vorst. Daardoor komt het huwelijk steeds meer onder druk te staan.
Een jonge Russische vrouw wordt op de grens tussen Rusland en Mongolië ontvoerd en verkocht aan een Chinese koopman met primitieve behoeften en vernederend gedrag.
Zeven sprookjes waarin de auteur (1826-1889) de sociale ongelijkheid en de onverschilligheid van de rijken en de machthebbers ten opzichte van de grote massa straatarme landgenoten hekelt.