Salomé Atabong (16, ik-persoon) zit een maand vast in een jeugddetentiecentrum omdat ze twee klasgenoten heeft mishandeld, nadat ze haar discrimineerden en kleineerden. Ze denkt na over wat er mis is gegaan, wie er nou eigenlijk schuldig is en waaraan. Ook maakt ze zich zorgen over haar familie. Vanaf ca. 15 jaar.
Een kunstenares brengt de zomer door in haar geboortedorp, waar ze door een basisschoolvriendin wordt uitgenodigd om samen op de hypermoderne villa van haar ouders te passen.
In het kader van 'Project 2084 : De toekomst is hoopvol' vroeg Greentrack Gent tien Vlaamse en Nederlandse literaire auteurs om een hoopvol kort verhaal te schrijven dat zich afspeelt in de toekomst. Greentrack Gent is de denk- en doetank van de Gentse cultuursector die door uitwisseling en experiment bouwt aan een volhoudbare toekomst. De organisatie werkte voor deze bundel samen met een aantal andere spelers uit de Gentse cultuursector.
Salomé Atabong (16, ik-persoon) zit een maand vast in een jeugddetentiecentrum omdat ze twee klasgenoten heeft mishandeld, nadat ze haar discrimineerden en kleineerden. Ze denkt na over wat er mis is gegaan, wie er nou eigenlijk schuldig is en waaraan. Ook maakt ze zich zorgen over haar familie.
Salomé Atabong (16, ik-persoon) zit een maand vast in een jeugddetentiecentrum omdat ze twee klasgenoten heeft mishandeld, nadat ze haar discrimineerden en kleineerden. Ze denkt na over wat er mis is gegaan, wie er nou eigenlijk schuldig is en waaraan. Ook maakt ze zich zorgen over haar familie.
In een wereld die gedefinieerd wordt door veelvuldige crisissen, hangt de dreiging van ondergang als een donkere wolk boven onze verbeelding. Maar kunnen we voorbij die duistere vooruitzichten ook een glimp van hoop opvangen? Is er ook een ander verhaal te vertellen over de tijden die voor ons liggen? In tien korte verhalen verkennen schrijvers uit Vlaanderen en Nederland die tijden met andere ogen en vertellen ons wat ze daar zien.
Geïnspireerd door een essay van de Franse schrijfster Cécile Wajsbrot vroeg Matthijs de Ridder zich af wat de oerscène van de Nederlandse en Vlaamse literatuur zou kunnen zijn. Of zou moeten zijn. En als die oerscène niet gevonden kan worden, is er dan wellicht een oerscène voor deze opmerkelijke leegte in onze collectieve cultuurbeleving? Hij zadelde meteen nog tien schrijvers en onderzoekers op met deze kwestie. Het resultaat is het dossier ‘Oerscènes’.
Dit nummer bevat bijdragen in diverse genres die (een) mentale ziekte aanpakken in relatie tot de sociaaleconomische en culturele context en deze opnieuw tot een politiek conflict maken.