Lodek is vele jaren zeeman geweest en leeft nu als rentenier in Berlijn. Zijn ergernis over een paar verloren schaakpartijen leidt zijn gedachten terug naar een huis van bewaring in Parijs. Daar had hij in de zomer van 1939 twee merkwaardige celgenoten: een Griekse kok en de slager Grünstein.
De Jood Gilles weet in 1942 in een Duits concentratiekamp te overleven door zich als Iraniër voor te doen, maar als een Duitse officier Farsi wil leren, moet hij een hele taal gaan bedenken.