De jonge Cassandra reist van Canada naar België om daar de overblijfselen van de dodenakkers van de Eerste Wereldoorlog te schilderen. Jarenlang zwerft ze door het eenzame, verwoeste land dat haar doet denken aan het gezin waarin ze opgroeide. Haar vader verliet vrouw en kind en klampte zich vast aan een illusie: goud vinden in het barre noorden.