De Vlaamse Eduard Ceulemans krijgt in de jaren zestig van de 20e eeuw Alzheimer. Hij denkt veel aan zijn ervaringen als frontsoldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dit wordt geobserveerd door zijn dan 14-jarige kleinzoon (de auteur). Deze experimentele roman wordt vanuit wisselend perspectief (grootvader, diens verloofde en kleinzoon) verteld. Ceulemans is afgezwaaid op 31 mei 1913 maar wordt op 1 augustus 1914 weer gemobiliseerd. Deze herinneringen vermengen zich met zijn ervaringen in de jaren zestig wanneer hij Alzheimer krijgt.
Een jonge Thaise vrouw werkt als verzorgster in een privé-verzorgingshuis voor Europese patiënten met alzheimer. Haar eigen kinderen ziet ze zelden en het contact met hen verloopt moeizaam. Tegelijkertijd wordt een Zwitsers gezin gevolgd dat hun jongdementerende moeder voorbereidt op haar vertrek naar Thailand.