Door de onverwachte dood van hun vader zijn Emiel en zijn broer Jozef genoodzaakt als vrijwillige arbeiders te werken in de hoofdstad van Nazi-Duitsland. Daar ontmoet Emiel Katja, een gedeporteerd meisje uit Oekraïne. Het is liefde op het eerste gezicht. Wanneer het tij keert voor de Nazi's en de Sovjetsoldaten Berlijn binnentrekken, besluiten Emiel en Jozef te vluchten met Katja en haar twee vriendinnen. De meisjes hebben enorme heimwee naar huis, en willen niet mee naar België. Emiel en Jozef volgen hen naar het Oosten, maar hun vlucht loopt niet van een leien dakje.
Als na de dood van hun vader zijn nazaten zijn SS-verleden tijdens de Tweede Wereldoorlog ontdekken, werpt dat een noodlottige schaduw over een Vlaamse familie.
De personages in de dubbelroman De reden waarom bewegen zich elk in een andere leefwereld die soms marginaal, dan weer verbazingwekkend doodgewoon lijkt. Het zijn oude, jonge, rijke of arme mensen, in hun persoonlijke strijd tegen het onrecht dat hen is aangedaan. Hun gevecht is er een van vallen, meesleuren, en al dan niet samen opstaan in een spanning die almaar crescendo oploopt. Dat alles in een dorp of een stad die de uwe zouden kunnen zijn.
De Vlaamse Eduard Ceulemans krijgt in de jaren zestig van de 20e eeuw Alzheimer. Hij denkt veel aan zijn ervaringen als frontsoldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dit wordt geobserveerd door zijn dan 14-jarige kleinzoon (de auteur). Deze experimentele roman wordt vanuit wisselend perspectief (grootvader, diens verloofde en kleinzoon) verteld. Ceulemans is afgezwaaid op 31 mei 1913 maar wordt op 1 augustus 1914 weer gemobiliseerd. Deze herinneringen vermengen zich met zijn ervaringen in de jaren zestig wanneer hij Alzheimer krijgt.