Een klein meisje in Zuid-Afrika eind 19e eeuw offert zich tijdens een ijzige sneeuwstorm in de Drakensbergen op om haar jongere broertje van de vriesdood te redden.
Een mysterieuze jonge vrouw heeft haar intrek genomen in een hutje in een onherbergzaam Zuid-Afrikaans natuurgebied. Wanneer er brand uitbreekt, wijzen de dorpelingen haar aan als schuldige. In een monoloog vertelt de vrouw haar geschiedenis, die nauw verbonden is met de oorlog in Mozambique.
1895, Zuid-Afrika. De familie De Beer heeft een grote tragedie meegemaakt - de moeder heeft zichzelf het leven benomen. Om de herinneringen te ontvluchten sluit vader Herman zich samen met zijn twee zoons en zijn dochtertje Rachel aan bij een Boerenkonvooi. Onderweg raakt hun huifkar zwaar beschadigd. Ze vinden voorlopig onderdak op de boerderij van de familie Lundeth, waar ze door de komst van de winter lang moeten blijven. De spanningen in het gezin lopen steeds verder op. Dan neemt vader Herman een besluit dat rampzalige gevolgen heeft.
Een machtige en sjieke Zuid-Afrikaanse boerenfamilie gaat ten onder aan de zeven hoofdzonden: hoogmoed, hebzucht, wellust, jaloezie, gulzigheid, woede en luiheid.