In 94 passages van zo'n twee tot vijf pagina's verhaalt hoofdpersoon Oscar Van Beuseghem over zijn leven en alles en iedereen wat hem dwars zit. Vaste elementen daarbij vormen vooral zijn weerzin jegens zwarte vluchtelingen uit Afrika en de eindeloze slechtheid van vrouwen die zich het leven vergemakkelijken door de andere sekse uit te kleden. Daar tussendoor verhaalt hij over misbruik door zijn moeder, tante en oom. Uiteindelijk brengt zijn verknipt leven hem tot het plegen van moorden, waarvoor hij in een psychiatrische inrichting belandt. De hoofdpersoon overschrijdt regelmatig alle fatsoensgrenzen en discrimineert er lustig op los. Zijn stijl is echter die van een cabaretier: door de overdrijving krijgt het gepresenteerde een waanzinnig humoristisch effect.
Een gepensioneerde Ierse politieman mijmert over zijn verleden in zijn nieuwe huis aan de kust van de Ierse Zee, tot twee voormalige collega’s hem bellen met vragen over een decennia oude zaak die hij nooit volledig achter zich heeft kunnen laten.
Op weg naar school wordt Luna aangerand door een onbekende man. Het verandert haar hele leven. Gelukkig zijn er veel mensen die haar helpen haar leven weer op te pakken. Vanaf ca. 10 jaar.
Een Britse vrouw die door haar vader vanaf haar achtste tot haar dertiende seksueel is misbruikt, vertelt hoe dit misbruik jarenlang invloed had op haar leven en relaties.