Een verhaal van liefde en duisternis
Amos Oz
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2006 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : Kast 10-13 OZ |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 5443 |
31/12/2006
Uit een afgelegen bergdorp verdwenen in een recent verleden alle dieren, van de huisdieren tot de houtwormen. Het dorp ligt er triest en grauw bij, de volwassenen zwijgen schuldig, de kinderen kunnen nauwelijks de dierenverhalen van de onderwijzeres geloven, en iedereen blijft 's nachts binnen uit angst voor de dolende berggeest Nehi. Enkele kinderen durven het duistere woud te betreden. Eén, de bespotte Nimi, keert terug met de 'hinnikziekte': hij trekt zich niets meer aan van sociale conventies, als een dier gaat en slaapt hij waar hij wil, voortdurend voor zich uit hinnikend. Geïntrigeerd door Nimi, en enkele andere kleine wonderen, trekken twee andere kinderen, de nieuwsgierige buitenbeentjes Maja en Matti, het woud in en ontdekken de ware geschiedenis van het dorp en de berggeest.
Dit sprookje van Amos Oz valt in twee duidelijke helften uiteen. In het eerste deel krijgen we een portret van een gesloten, angstige gemeenschap, die al het vreemde gebannen lijkt te hebben, maar toch dringend nood heeft aan vers bloed, aan de verrassing die het vreemde kan bieden. Die boodschap verwerkt Oz op natuurlijke wijze in het verhaal, voldoende impliciet en vaag, zodat je aan verschillende toepasbare contexten kunt denken, niet het minst natuurlijk de huidige toestand van Israël, waartegenover Oz steeds een kritische positie inneemt. In een bepaalde passage echter, niet toevallig het moment waarop Maja en Matti een visje zien opspringen uit de beek, komt er een lang, eenduidig exposé over de gelijkheid van alle wezens op aarde (zie citaat). Terwijl de scène goed past in de opbouw van het boek ? de eerste ontmoeting met een dier, als opstapje naar het grote geheim van het dorp ?, wordt ze te lang uitgerekt tot een uitleggerig betoog. Het is een voorafspiegeling van de tweede helft van het verhaal. Wanneer Maja en Matti een soort Shangri-La betreden, beperkt Oz de radius van zijn boodschap tot één bepaalde betekenis. De idyllische gemeenschap van Nehi blijkt gebouwd te zijn uit afkeer van het gebrek aan respect dat de dorpsbewoners tonen voor 'de anderen', i.c. de dieren en de mensen die afwijken van de sociale norm. Kritische noten ontbreken niet ? de kinderen weten Nehi op enige ongerijmdheden in zijn motieven te wijzen ?, en Nehi wordt als een nogal dubbelzinnige guru voorgesteld, maar de tekst wordt hier al te zeer een pleidooi tegen de "ziekte van verachting en belediging". Er is ook een duidelijk stilistisch verschil tussen de twee helften. Waar het dorpsportret heel gevarieerd opgebouwd wordt aan de hand van kleine scènes over kleurrijke dorpstypes, het bijzondere verhaal van Nimi, het vage verleden etc., bestaat het tweede deel uit een lange dialoog tussen Nehi en de kinderen. Die wordt wel onderbroken door beschrijvingen van de utopische gemeenschap, maar erg boeiend wordt dat niet.
Amos Oz schreef al eerder voor kinderen. In 1978 publiceerde hij de speelse 'coming of age' novelle Soumchi (vertaling bij De Groot Goudriaan, 1999). Panter in de kelder (Meulenhoff, 1998), dat bepaalde personages deelt met Soumchi, bevindt zich op de grens tussen jeugdliteratuur en fictie voor volwassenen. Beide boeken boeien en verrassen veel meer dan het al te boodschapperige Plotseling diep in het woud. Sprookjes worden van oudsher gekenmerkt door een tegenstelling tussen een donker uitgangspunt en een min of meer positief, maar alleszins moralistisch gekleurd einde. In die zin is het nieuwste werk van Oz inderdaad een sprookje, zoals hij het zelf in de ondertitel omschrijft. Zijn uitgangspunt is donker genoeg, een geslaagde evocatie van een vreugdeloos, angstig dorspleven, maar zo uitgesproken moralistisch en didactisch worden sprookjes als aan het einde van dit verhaal toch nooit. Het lijkt er op alsof Oz een antwoord in verhaalvorm wou bieden aan concrete vragen die kinderen hem stelden. De toewijding duidt daar op: "opgedragen aan de fantastische, lieve Dean, Nadav, Alon en Jaël, die mij geholpen hebben met het vertellen van dit verhaal en er ideeën, voorstellen en verrassingen aan hebben bijgedragen". Ik stel me zo voor dat deze kinderen bij Oz aanklopten met vragen over pesten, spotten en uitsluiten. Oz antwoordt daar dan op met eerst een donkere schets van wat de menselijke samenleving in onverlichte toestand voorstelt, en suggereert vervolgens de uitweg met een utopie en een opdracht aan de kinderen. Ja, het staat er letterlijk, na het laatste pleidooi tegen pesten van Nehi: "Gaan jullie nu allebei in vrede. En vergeet het niet." [Chris Bulcaen]
Drs. B. Hummel
In dit sprookje van de Israelische schrijver Amos Oz zijn op een dag alle dieren uit een 'stil en droevig' dorp verdwenen. Twee kinderen gaan op onderzoek uit, tegen alle bange adviezen van de dorpelingen in. Zij komen erachter dat een weggepeste dorpsbewoner, Nehi, 'de gruwelijke tovenaar van de bergen', de dieren ooit heeft meegenomen naar het woud. Het sprookje heeft een sterke moraal: wees verdraagzaam, laat je verbeelding spreken, veroordeel niet te snel. Het sprookje komt een beetje traag op gang, maar wint gaandeweg aan vaart. Het taalgebruik is beeldend. Oz weet overtuigend een schijnwereld op te roepen. Daarin ligt ook de kracht van dit sprookje van de Israëlische schrijver (1939). Vanaf ca. 14 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.