Het licht : roman
Torgny Lindgren
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4885 |
00/00/0000
Een jongen krijgt het lezen en schrijven maar niet onder de knie. Ondanks de inspanningen van zijn ouders en leerkrachten blijven de letters voor zijn ogen dansen in plaats van woorden te vormen. Zijn grootvader, die vroeger literatuur doceerde, maar door een ongeluk niet meer kan lezen, vertelt hem verhalen en wijdt hem zo in de wereldliteratuur in. Eén boek is echter nog belangrijker dan alle verhalen van zijn grootvader samen: de roodlederen band met bijbelillustraties van Gustave Doré. De tekeningen in deze negentiende-eeuwse bundel kent hij lijn voor lijn uit het hoofd. Maar wanneer zijn vader hem ten einde raad naar een tehuis voor mentaal gehandicapten stuurt, mag hij zijn geliefde boek niet meenemen.
'Hier begin ik mijn verhaal over de Bijbel van Doré te zeggen.' Met deze woorden steekt het hoofdpersonage, dat heel het boek lang naamloos blijft, van wal. Hij heeft van de Zweedse Kerk de opdracht gekregen een boek te maken over de Bijbel van Doré. Omdat hij niet kan schrijven, spreekt hij het in op een opnameapparaat. Hij richt zich regelmatig tot degenen die er een boek van zullen maken: 'Mochten jullie, die het eigenlijke boek maken, vinden dat ik ergens van het onderwerp afdwaal, dan kunnen jullie die passage zonder meer doorstrepen.' Het hoofdpersonage maakt dus op erg meticuleuze wijze onderscheid tussen zijn werk en dat van de eigenlijke schrijvers van zijn boek. Maar met dezelfde vanzelfsprekendheid veegt hij het onderscheid tussen zijn werk en dat van Gustave Doré onder tafel. Zo begint hij op een bepaald moment de illustraties van Doré uit zijn hoofd na te tekenen: 'Hoewel het zekere trekken had van plagiaat, om niet te zeggen vervalsing, had het mijn leven weer betekenis gegeven. Zo gaat dat met echte kunst.' Hij gaat steeds minder onderscheid maken tussen het origineel en de kopie, alsof hij en Doré de illustraties samen hebben gemaakt. Het boek dat hij over de Bijbel van Doré maakt, gaat eigenlijk vooral over zijn eigen leven. Het wordt steeds duidelijker dat hij dit boek beschouwt als de eigenlijke Bijbel van Doré. Hoewel Doré al gestorven was voor zijn geboorte, lijken hun levens voor het hoofdpersonage toch op de een of andere manier gelijk te lopen. Op een bepaald moment vertelt het hoofdpersonage hoe zijn grootvader vaak een van de brieven aan de Korintiërs citeerde. Hij voegt eraan toe: 'Jammer genoeg heeft Doré van die bijbelpassage geen prent gemaakt. In dat geval had de houtsnede grootvader en mij kunnen voorstellen.' Het hoofdpersonage is niet erg geïnteresseerd in het heden, en in de lineariteit van de tijd. Voor hem ligt de werkelijkheid ergens anders 'Alles moet in het geheugen aanwezig zijn, dat is waar wij zelf te vinden zijn.'
Door al die existentiële kwesties zouden we het nog bijna vergeten: we zijn hier een universum binnengetreden dat, om het voorzichtig uit te drukken, vrij absurde trekjes vertoont. Weinig schrijvers kunnen absurditeit zo verfijnd en subtiel weergeven als Lindgren. Soms valt de absurditeit meteen op, zoals wanneer het hoofdpersonage regelmatig samen met zijn juf zit te wenen omdat hij op het vlak van lezen en schrijven maar geen vorderingen maakt. Soms heb je een hele tijd niets in de gaten en gaat de bal door een schijnbaar onschuldige opmerking van het hoofdpersonage aan het rollen. Zo vertelt de jongeman over de 'onvolmaakte en aarzelende manier' waarop zijn moeder sonates op de piano speelt. Maar dan voegt hij er aan toe: 'Ik weet natuurlijk niet hoe de pianomuziek van Brahms eigenlijk hoort te klinken.' En plots zie je de dingen in een ander daglicht: het hoofdpersonage lijkt een tamelijk ruime parate kennis te hebben. Maar hoe weet hij eigenlijk wat hij weet? Hoe groot is zijn kennis echt? Zijn grootvader heeft hem verhalen verteld en hij heeft enkele jaren school gelopen. Maar hoeveel kan hij daar, zonder te kunnen lezen en schrijven, geleerd hebben? In eerste instantie vind je het vreemd dat zijn vader hem naar een 'tehuis voor onnozelen' heeft gestuurd. Maar is dat echt zo vreemd? Is zijn handicap werkelijk beperkt tot niet kunnen lezen en schrijven? Hoe meer je erover nadenkt, hoe meer vraagtekens je plaatst bij het excentrieke gedrag en de eigenzinnige redeneringen van de jongeman. Wanneer zijn ouders zijn omgekomen in een explosie, zegt hij: 'Het was gruwelijk. Hoewel er eigenlijk geen reden was om ontdaan of van streek te zijn. Iets dergelijks gebeurt toch met vrijwel ieders ouderlijk huis?' Het lijkt alsof hij zijn gevoelens niet rechtstreeks ervaart, maar ze vanop afstand kan bekijken. Kan hij enorm goed relativeren of is hij knettergek? Pittig detail hierbij is de onmiskenbare gelijkenis tussen het hoofdpersonage en Lindgren zelf. Ze delen niet enkel een aantal uiterlijke trekken ('De lokken bij mijn oren, mijn kale kop, de afgeknipte baard'), maar ook hun fenomenale geheugen voor verhalen. Zo word je als lezer constant heen en weer geslingerd, en in je achterhoofd blijft het idee spelen dat anderen dit boek hebben uitgetypt. Hoeveel is er veranderd aan wat het hoofdpersonage heeft ingesproken? Wie Lindgren kent, weet ook dat hij niet moet rekenen op een ontknoping die de puzzelstukjes eindelijk in elkaar doet vallen. Het mag inmiddels ook duidelijk zijn dat 'absurd' hier eigenlijk niet de juiste term is. Misschien is subversief een beter woord. Of misschien is er gewoon geen woord voor en kunnen we alleen nog maar van 'lindgreniaans' spreken. [Johanna Cassiers]
G. Brandorff
In Lindgrens laatste roman (Norrlandse aquavit) werd de lezer ondergedompeld in de wonderbaarlijke wereld van het Noord-Zweedse Vasterbotten. Nu laat ons de grote Zweedse verteller in hetzelfde landschap deel hebben aan het leven van een jongen die door een dyslectische stoornis nooit het lezen en het schrijven kon leren. Toch leert de zoon van een houtvester alles over het aardse en bovenaardse leven via de dramatische afbeeldingen in de bijbel van etser Doré. Ook zuigt hij de verhalen van zijn grootvader in zich op. Dit komt hem allemaal goed te pas als hij in een 'tehuis van onnozelen' terechtkomt. Ontdaan van ouderlijke zorg en het boek van Doré begint de naamloze hoofdpersoon het verhaal van Doré te herscheppen. Hier schetst Lindgren meesterlijk de meerduidige veelgelaagdheid van deze prachtige roman over het verschil tussen woord en beeld en het compositieproces van het schrijven zelf. In steeds wisselende perspectieven denkt de jongen filosoferend na over God en mens, eerlijkheid, cynisme, de waarde van de ouderlijke liefde: het bestaan als sacrament. Met de etsen van Doré. Gebonden; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.