Hoe voelt het om weg te gaan? Die vraag stelt een man zich. Meer, hij voegt de daad bij het woord. Zijn tocht voert langs lief en leed. Hij streelt het zachtst van de dag, raakt het ruwst van de nacht. Zo neemt Troch ons mee op reis tot in het diepst van zijn ziel.
Wat rest er nog, als de wind wild om zich heen grijpt en je de grond op smakt? Wat rest er nog, als de grond geen grond blijkt te zijn? Wat rest er nog, als je maar door de lucht tolt? Steekt storm op, richt dat heel wat aan. Storm blaast weg wat je kent, soms zelfs wie je bent. Storm blies de pen uit Trochs hand. Plots had de man van het woord geen taal meer. Wou hij de wind te slim af zijn, moest hij voet voor voet op zoek naar zin, naar grond, naar een soort troost.
We leven een evenwichtig leven. Tot we aan het wankelen gaan en het water ons in een mum van tijd aan de lippen staat. Angsten, verslavingen, kwalen. Het minste geringste kan onze wereld plots door elkaar schudden. In zijn nieuwe bundel neemt David Troch ons mee op een lichtvoetige reis langs levens die we niet altijd willen leiden, maar die wel buitengewoon herkenbaar zijn en waarin zelfs de liefde erin slaagt ons buiten westen te schoppen.