In een combinatie van wonderlijke anekdotes en maatschappelijke en literaire bespiegelingen belicht Van Casteren het verschijnsel eenzaamheid van verschillende kanten.
Joris Van Casteren brengt het waargebeurde verhaal van Piet van der Molen. Van der Molen is een kinderloze vrijgezel die nooit heeft gewerkt en altijd thuis is blijven wonen, in het Zuid-Limburgse dorp Oirsbeek. Broers of zussen heeft hij niet. Na de dood van zijn vader verlangt moeder dat Piet diens plaats inneemt. Als moeder in de snikhete zomer van 2013 overlijdt, besluit Piet haar in huis te houden. Hij blijft gesprekken met haar voeren, zijn verdriet is groot. Tweeënhalf jaar later staan er twee agenten bij hem op de stoep. Een paar uur later kijkt de straat toe hoe mensen in witte pakken een gammele kist naar buiten takelen.
Een merkwaardig dagboekarchief brengt Joris van Casteren bij de waar gebeurde verhalen van 'gewone' Nederlanders die bijzondere dingen meemaakten en daarvan notitie maakten in een dagboek. Zijn verwerking leidt tot een caleidoscopisch beeld van de recente geschiedenis van een snel veranderende maatschappij.
Op maandag 28 november 2016 stapten een moeder en dochter met hun vijf honden voor de trein. Eén hond wist te ontkomen. Van Casteren reconstrueert die dag. Voor het boek sprak hij onder meer met nabestaanden, de machinist en passagiers in de bewuste trein, maar ook de nieuwe eigenaren van de hond.