1941. De Sovjetpolitie pakt de vijftienjarige Litouwse Lina op en deporteert haar samen met haar moeder en broertje naar Siberië. Haar vader is opgesloten in de gevangenis. Voor Lina en ontelbare andere mensen begint een uitzichtloze lijdensweg langs werkkampen waarbij iedereen dikwijls letterlijk moet vechten om te overleven. Lina begint de mensen en hun situatie te tekenen om er voor te zorgen dat dit gebeuren niet vergeten raakt. Ze smokkelt de tekeningen de kampen uit.
Een 17-jarig meisje krijgt te maken met een stortvloed aan emoties, wanneer haar oudere zus plotseling overlijdt. Vooral wanneer ze ook nog verliefd wordt.
Na de echtscheiding van haar ouders, gaat Mclean met haar vader mee. Ze verhuizen vaak en telkens neemt Mclean een andere identiteit aan. Daar lijkt verandering in te komen als ze Dave ontmoet. Vanaf ca. 15 jaar.
Jack ontpopt zich tot een dichter. Hij maakt gedichten over de dikke zwarte kat die hij haat, over zijn dove moeder, en over het kleine katje dat als cadeau onder de kerstboom op hem wacht.
Auden heeft zich na de scheiding van haar ouders geheel op haar studies gefocust. Ze wil haar moeder niet teleurstellen. Wanneer ze in de zomer logeert bij haar vader en diens nieuwe gezin, kan ze opnieuw proeven van een stukje zorgeloosheid dat ze lang verloren was.
Een 14-jarig meisje rijdt met haar broer en een vriend door een woestijngebied in de Verenigde Staten als de auto in plotselinge heftige regen iets, of iemand raakt.
In de Hudson vindt men het lichaam van Crispin Salvador, een Filippijnse schrijver. Zijn schijnbare zelfmoord trekt in New York nauwelijks de aandacht, maar in eigen land staat Salvador niet alleen bekend als een literaire grootheid, ook zou hij al twintig jaar aan een alles onthullende roman werken, een groots epos over de Filippijnen, over de elite van dat land en hun betrokkenheid bij corruptie, ontvoeringen en gokken. Collega-schrijver Miguel Syjuco gelooft niet in zelfmoord, en wil bovendien Salvadors verloren manuscript vinden. Zijn zoektocht naar de waarheid voert hem terug naar de Filippijnen, het land waarvan Salvador een banneling was.
In 1941 verheugt de 15-jarige Litouwse Lina zich op de kunstacademie. Kort daarna wordt ze met haar moeder en broertje gedeporteerd naar een werkkamp in Siberië.