Tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in het Boedapest rond de Tweede Wereldoorlog staan de achtereenvolgende huwelijken van een vermogende, adellijke Hongaarse ondernemer onder druk.
In 1936 wordt in Boedapest een hoertje dood gevonden met een joods gebedenboek in haar tas; als een misdaadjournalist een naaktfoto van dit meisje onder ogen heeft gekregen, gaat hij zich in de zaak verdiepen.
Een vrouw reist met de trein van Amsterdam via Wenen naar Boedapest, en onderzoekt waarom haar Hongaarse grootmoeder, die als kind tijdens het interbellum deze reis in omgekeerde richting maakte, nooit terugkeerde naar haar geboorteland.
Een dienstmeisje bij een rijke familie, slachtoffer van de uitbuiting van de sociaal zwakken, neemt wraak voor de ondergane vernederingen door haar meneer en mevrouw te vermoorden.
In 1937 wordt een jonge Hongaarse jood gedwongen zijn studie architectuur in Parijs af te breken omdat zijn familie wordt blootgesteld aan het aanzwellende antisemitisme en later oorlogsgeweld.
In 1944 slaat de Hongaarse Katalin (14) met haar famuilie op de vlucht, want alle Hongaarse Joden worden gedeporteerd. Na verraad komt ze toch in een getto in Boedapest terecht. Daar wordt ze met veel verschrikkingen geconfronteerd. Vanaf ca. 15 jaar.
Andor, een vijfendertigjarige schrijver, woont met zijn moeder Rebeka in een klein appartement. Ooit was zij een gevierd toneelspeelster in Boedapest maar nu zet ze geen voet buiten de deur. Andor kan geen weerstand bieden aan haar maniakale tirannie en ondanks het feit dat hun relatie ontaardt in een hel van haat, onderdrukking en leugens is hij niet in staat haar in de steek te laten. Maar als Andor de mooie en zorgzame Eszter ontmoet, is het liefde op het eerste gezicht. Hij besluit Eszter aan zijn moeder voor te stellen.