Het deels waargebeurd, deels fictief levensverhaal van de Joodse acteur, entertainer en regisseur Kurt Gerron. De SS vraagt hem een film te maken waarin het vernederende gettobestaan wordt voorgesteld als een paradijs. Weigeren betekent transport naar Auschwitz, meewerken betekent verraad aan zichzelf en aan zijn kunst.
De verteller in deze roman is geboren en getogen in het Tsjechische Theresienstadt, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog het beruchte concentratiekamp werd ingericht. Het is een stad vol onderaardse gangen, catacomben, barakken en geheime plekken. Om de in verval geraakte stad van de ondergang te redden wordt de herinnering aan de oorlog commercieel uitgebuit. De verteller wordt ook uitgenodigd om toeristen te helpen lokken naar Wit-Rusland, waar de duivel zijn werkplaats had, en waar zich vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog slachtingen hebben voorgedaan die de bevolking hebben gehalveerd.
Alice Herz-Sommer wordt in 1903 in Praag geboren, in een gezin dat behoort tot de culturele elite van die tijd. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog begint Alice naam te maken als concertpianiste. In 1942 gaat het mis. Alice en haar man en zoontje worden gedeporteerd naar Theresiënstadt, waar zij drie ellendige jaren zal doorbrengen. Haar muziek, haar pianospel en haar optimisme houden Alice en haar zoontje op de been.
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, vlucht Hanna (14) naar Denemarken. Enkele jaren later vallen de Duitsers Denemarken binnen en wordt Hanna naar het concentratiekamp Theresienstadt gedeporteerd. Vanaf ca. 15 jaar.
Ellis en Elizabeth overleven met hun moeders het concentratiekamp Theresienstadt.. De meisjes groeien onder heel verschillende omstandigheden op. Vanaf ca. 15 jaar.