Familie-epos over twee Ghanese vrouwen uit de 18e eeuw en hun nakomelingen, dat het verhaal schetst van de slavernij en de gevolgen daarvan tot in de moderne tijd.
Een jonge Ghanese vrouw wordt ten huwelijk gevraagd door de familie van een rijke man, die zelf weinig interesse in haar toont. Als ze na de huwelijksceremonie naar Accra verhuist, opent zich een volledig nieuwe wereld voor haar.
De Ghanese Koyoro droomt van een carrière als profvoetballer. Een spelersmakelaar ontdekt hem. Koyoro is smoorverliefd op Musa. Hij staat voor een hartverscheurende keuze wanneer hij kans maakt om bij een Belgische topclub te spelen. Zijn testwedstrijden gaan goed, maar dan slaat het noodlot toe.
Een kano vertelt. Hoe hij eerst een boom was en alle dieren in het bos hielp. Hoe hij steeds vaker mensen in het bos zag die bomen omhakten. Hoe hij op een dag zelf aan de beurt was en na uren kappen languit op de grond lag, niet langer de trotse reus die hij ooit was geweest. Hij vertelt over zijn dagenlange reis: van het regenwoud in het noorden naar de kust in het zuiden. Over de andere kano's die hem welkom heten en de mensen die hem goed verzorgen en met respect behandelen. Nooit is de kano boos of verbitterd over zijn lot: hij ziet het als een voorrecht om de mens te mogen helpen.