De vierjarige Joodse Rivka verblijft tijdens de oorlog bij een gereformeerd domineesgezin in het Zeeuws-Vlaamse Zaamslag. Ze groeit op als Anneke, haar ouders zijn zogenaamd bij het bombardement op Rotterdam omgekomen. Na de oorlog gaat ze niet terug naar haar vader en broer. Ze ontkent haar Joodse afkomst en blijft Anneke. Toch trouwt ze met Joost, een Joodse overlevende van de kampen. Haar ontkenning, zijn trauma's en het onvermogen tot communicatie maken hun huwelijk en gezinsleven kapot. De kinderen worden uit huis geplaatst en pas als Anneke dertig jaar later hoort dat Joost is overleden, bezoekt ze de begrafenis en ziet ze haar kinderen terug. Een stroom van herinneringen komt los. Haar dochter Sandra wil haar verhaal horen.
Als een jonge joodse vrouw uit Jeruzalem moeder is geworden, wil ze zoveel mogelijk weten over de levensgeschiedenis van haar moeder, grootmoeder, overgrootmoeder en betovergrootmoeder.
Drie Joodse vrouwen, allen weduwe geworden na de Tweede Wereldoorlog, proberen in het familiehuis aan zee hun leven weer op te pakken. Als één van de vrouwen enkele jaren later overlijdt, worden de achterblijvers geconfronteerd met de pijnlijke gevolgen van de oorlog.