Simon Gronowski is Joods, Koenraad Tinel de zoon van een nazi. Ze beschrijven hun vriendschap en wat die hen geleerd heeft. Koenraad besefte dat hij de last van zijn vaders schuld niet dient te dragen en Simon realiseerde zich dat hij geen slachtoffer hoeft te blijven om zijn verloren geliefden te eren.
Familiegeschiedenis van een joods bakkersgezin. Het verhaal beslaat het begin van de twintigste eeuw, de Tweede Wereldoorlog en de nasleep en verwerking daarvan.
Persoonlijke zoektocht van de auteur naar de concentratiekampen en andere plekken waar zijn ouders terechtkwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog, met aandacht voor hun psychisch lijden na de oorlog en modern rechtsextremisme. Met zwart-witfoto’s.
Een jongeman bezoekt een Joods pension in de buurt van Warschau waar het dagelijks leven voor de meeste ouderen nog altijd in het teken van herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog staat.
Regina Sluszny en Georges Suchowolski doken tijdens WO II onder in België. Als kinderen beleefden zij alles, maar pas later begrepen ze wat er gebeurde. Lange tijd verborgen zij hun leed; ze hadden immers ‘geluk’ gehad in vergelijking met de Joden in de kampen.
Een Pools-joodse vrouw vertelt haar dochter hoe zij als 12-jarig meisje tijdens de Tweede Wereldoorlog de vervolging door de nazi's moet zien te overleven. Vanaf ca. 13 jaar.
Esther Naschelski is drie wanneer haar ouders in 1942 naar Auschwitz worden gedeporteerd. Esther wordt eerst verborgen gehouden in een kinderkribbe nabij de Dossinkazerne in Mechelen en dan bij een fanatieke katholieke vrouw die haar van haar culturele roots weghoudt. Ze groeit op in een liefdeloos, kil en antisemitisch klimaat, kent weinig vreugde tijdens haar jeugd en wordt 'verstopt' in vele pensionaten. Als jongvolwassene zoekt ze vergeefs wat het lot van haar moeder is geweest. Pas op 65-jarige leeftijd, leert Esther het ware verhaal van haar familie kennen.