Het leven van de vrije negerin Elisabeth Samson (1715-1771) die in het 18e eeuwse Suriname bekend werd om haar rijkdom en haar huwelijk met een blanke man.
Begin twintigste eeuw vertrekken Oscar en Janna Brouwer naar Suriname om daar een verwaarloosde plantage te gaan runnen en worden geconfronteerd met armoede en de tegenstelling tussen zwart en wit.
Het verhaal van een Surinaams-Nederlandse familie met als middelpunt de schijnbaar strenge zwijgzame grootmoeder Fansi, die opgroeide kort na de afschaffing van de slavernij.
De halfzusjes Elza en Sarith groeien op op een Surinaamse suikerplantage, die voortdurend bedreigd wordt door aanvallen van de marrons (lokale bevolking). Wanneer de meisjes in aanraking komen met de opstandelingen, beseffen ze dat de suiker duur betaald wordt.