In de tweede helft van de 19e eeuw erft een jonge, onafhankelijke vrouw in het Engelse district Wessex een boerderij en worstelt met haar nieuwe beroep en drie aanbidders.
Een man ontwaakt in een plattelandskerk en heeft geen flauw idee wie hij is; achter in de kerk zit een predikant met groot rijbewijs, zijn toekomstige gids. Dit is het begin van een zoektocht naar het verleden van de man. Er ontwikkelt zich een beeld van een verbazingwekkende wereld in een fjord in het noorden van IJsland. Een bonte stoet van personages passeert de revue: onder anderen een dominee die correspondeert met een allang overleden Duitse dichter, een boerenzoon gespecialiseerd in de filosoof Kierkegaard, een plattelandsvrouw die een artikel schrijft over de regenworm en wier leven totaal verandert.
Veertiger Ari heeft jarenlang in Denemarken gewoond, hij keert terug naar zijn geboorteplaats op IJsland en kijkt terug op zijn jeugd en het leven van zijn (voor)ouders.
Een jonge IJslandse student en een IJslandse professor gaan op zoek naar het Koningsboek, een deel van de Edda, waaraan het IJslandse volk zijn identiteit ontleent. Dit waardevolle manuscript is in de Tweede Wereldoorlog gestolen.
Als zijn vriend bij een vistocht omkomt door onderkoeling (hij was zo verdiept in een boek dat hij vergat een jas mee te nemen), gaat een jongen daar aanvankelijk zeer onder gebukt.
Als een IJslandse familie uit elkaar dreigt te vallen door ingrijpende gebeurtenissen is het de vraag of de familie door liefde bij elkaar kan blijven.
In het Reykjavik van 1918, als de Spaanse griep heerst en IJsland onafhankelijk wordt, komt een zestienjarige weesjongen aan de kost door mannen seksueel van dienst te zijn, wat hem op verbanning komt te staan.
De bisschop van IJsland stuurt een jonge theologiestudent naar een afgelegen parochie aan de voet van de Snæffelsgletsjer om onderzoek te doen naar een excentrieke dominee.
Een Berlijnse radioloog en oncoloog wordt door de vorm van de tumor van een patie͏̈nt herinnerd aan een gebeurtenis uit zijn jeugd die hij jarenlang verdrongen heeft.
IJsland, 1635. Terwijl het land gebukt gaat onder armoede en bijgeloof is één man zijn tijd ver vooruit. Jonas de Geleerde is geneesheer, wetenschapper en spokenjager, maar zijn alternatieve denkbeelden worden hem niet in dank afgenomen. Zijn vijanden verbannen hem naar een klein eiland, waar hij met zijn vrouw de bittere IJslandse winters probeert te trotseren. Jonas leven wordt op zijn kop gezet wanneer een mysterieuze man hem gebiedt mee te gaan naar Kopenhagen.
Een recent gescheiden schilder verhuist naar een woonwagengemeenschap in de bossen bij de Zandrivier in het zuiden van IJsland. Hier wil hij zich op zijn kunst concentreren en zijn hoofd leegmaken om zo te ontsnappen aan de constante herinneringen aan zijn vermeende mislukkingen.