De beschermd opgegroeide Victor (17) loopt weg, op zoek naar zijn verdwenen hond. Hij maakt een tocht vol ontberingen door Vlaams oorlogsgebied (Wereldoorlog I, december 1917), geplaagd door epilepsie. Vanaf ca. 15 jaar.
De Rupelstreek, begin 20ste eeuw. Mathilde komt na de dood van haar moeder bij haar tante en nonkel terecht. Het is een groot gezin met negen kinderen en iedereen moet mee werken om te kunnen overleven. Het harde leven in de steenbakkerij valt Mathilde zwaar en hoezeer ze ook gesteld is op haar neefjes en nichtjes, ze wil vluchten.
Klei: leem, volaarde. Streek: gebied, laakbare daad. Beide definities leven in dit boek over het verleden van bewoners van de kleistreek. Macht en onmacht, maar ook tederheid en eerste pareltjes van geluk spelen er een rol in. Bewerkte sagen en legendes en hallucinante personages creëren dan weer een feeërieke sfeer.
Vlaanderen, rond 1900. Mathilde (13) moet na de dood van haar moeder bij haar oom en tante gaan wonen. Het hele gezin moet hard werken in de steenbakkerij. Vanaf ca. 11 jaar.
Eind 1917. De 17-jarige Victor loopt weg van huis om zijn herdershond te zoeken. In een opwelling neemt hij een mes en een som geld mee, samen met een stapel brieven van zijn broer Nest die aan het front zit. Op zijn tocht door de Rupelstreek ontmoet hij bijzondere figuren: het schoonste meisje van de wereld, brutale straatmadelieven, de vrouw met de baard en de hondenslachter van Boom...