In twintig korte hoofdstukjes schetst de auteur een indringend portret van de Vlaamse kunstenaar Roger Raveel, geboren in 1921. Het begint bij de kleine jongen die al snel bezeten is door pen en papier en gaandeweg leert om te tekenen en te schilderen zoals hij ziet, voelt en denkt.
Een jonge ezel deelt de wei met een kolossale os die zo dom is als een ezel. Zijn moeder is verkocht aan een oud vrouwtje die niet meer goed te been is. Zoon staat er helemaal alleen voor en tracht met vallen en opstaan op eigen benen te staan. Maar het trauma van de dood van zijn vader blijft hem achtervolgen.
Als de oude Olga overlijdt, neemt Fieke haar circuspaard Lasse mee naar huis. Maar haar ouders willen geen paard in de tuin. Fieke besluit Lasse te verstoppen.
De vader van Darkus (13) is spoorloos verdwenen. Darkus vermoedt dat zijn vader ontvoerd is en gaat op onderzoek uit. Hij krijgt hulp uit onverwachte hoek: Baxter, een grote zwarte neushoornkever, blijkt meer te weten.
Als Melle (12) een familiestamboom moet maken, ontdekt hij dat er niks bekend is over zijn overgrootvader. Samen met zijn oudere buurmeisje Eva gaat hij op onderzoek uit.
Op televisie hoort Jonathan (9) de nieuwslezer vertellen dat er geen morgen zal zijn. Hij vlucht weg van zijn ruzie makende ouders en gaat op onderzoek uit. In het huis van de geheimzinnige meneer Jules ontdekt hij een bijzondere machine.