Het primitieve leven van een oersterke vader en zijn tienerkinderen in een met eigen handen gebouwd huis in een buitenbos in een dorp in Yorkshire wordt bedreigd door een machtige landeigenaar.
Als in een Mormoonse gemeenschap twee jonge zusjes worden vermoord, weten hun ouders na verloop van tijd de moordenaar te vergeven, maar hun oudste dochter zint op wraak.
Een elfjarige jongen probeert zijn gezin eind jaren zestig op het Deense platteland bij elkaar te houden, ondanks zijn vader, de plaatselijke melkboer, die psychisch labiel maar welbespraakt is.
Tobe, een kleine jongen, kan niet slapen. Hij overwint zijn angst en sluipt het huis uit. Naar waar? Dat weet hij zelf niet. Als hij verdwaalt in de stad, die als een doolhof rond hem heen kronkelt, ontmoet hij de mysterieuze man die hem terug naar huis zal brengen. Op hun terugtocht kruipen ze in een boom, waar ze gesprekken voeren over het leven, over de dood, over God, over bang zijn, over de eksters, over vaders en grootvaders.
Het is zes maanden geleden dat Chanda's moeder overleed en Chanda doet haar best haar broertje en zusje zo goed mogelijk op te voeden. Vastbesloten om een familievete te beëindigen, neemt ze hen mee naar het plattelandsdorp waar hun familie woont. Vlak over de grens woedt een heftige burgeroorlog. Onder leiding van de meedogenloze generaal Mandiki vallen rebellen 's nachts de dorpen binnen en stelen kinderen om hen in te lijven in hun leger. Slechts een reep wildernis scheidt Chanda en haar familie van dit geweld en al snel is ook deze laatste barrière verdwenen.
Een 11-jarig meisje en haar iets oudere broer proberen in het Texas van 1971 te overleven in de dreigende nabijheid van hun kersverse stiefvader die hen naar het leven staat.