Samuel en zijn familie worden midden in de nacht door de Duitse SS opgepakt. Samen met honderden andere Joden worden zij naar een kazerne in Mechelen gebracht. Wat zal hen te wachten staan? Vanaf ca. 12 jaar.
Vlak voor zijn overlijden vertelt Benyamin Jacoby (ik-figuur) aan zijn kleinzoon Pieter (12) hoe hij als 15-jarige Joodse jongen in de Tweede Wereldoorlog het concentratiekamp Auschwitz overleefde. Vanaf ca. 13 jaar.
In 1943 verhuist een kleine Duitse jongen met zijn vader, een militair, naar een vreemde plek waar joodse mensen in gestreepte pyjama's achter een hek leven. Vanaf ca. 15 jaar.
Fing Boon (ik-figuur), dochter uit een groot, arm eenoudergezin in Zuid-Limburg, kan goed leren. Toch moet ze aan het werk bij een rijke familie. Als de oorlog uitbreekt, wordt het gezin Boon hard getroffen. Vanaf ca. 13 jaar.
Rosa, Klaartje en Leo zijn doodgewone kinderen, totdat ze een ster moeten dragen. Bijna dertig korte verhalen over zes jonge Joodse kinderen die in de Tweede Wereldoorlog in kamp Westerbork terechtkwamen. Met sfeervolle kleurenillustraties. Voorlezen vanaf ca. 5 t/m 8 jaar.
In 1939 brengen de nazi's de joodse bevolking van het Poolse Lodz onder in een getto. Van de 270 000 mensen overleven er 800 de oorlog, waaronder 12 kinderen. Dit is het verhaal van één van die kinderen, Syvia. Zij vertelt hoe het leven in het getto hard was en vol honger, kou en dood, maar ook hoe het geluk soms toch niet veraf was.
Anne Frank beschreef in haar dagboek meerdere keren de paardenkastanje die zij vanuit het Achterhuis kon zien. In dit verhaal blikt de kastanjeboom terug op zijn leven: de vreselijke gebeurtenissen tijdens de oorlog en het bijzondere meisje achter het dakraam.
Jeska (11, ik-persoon) is eraan gewend dat haar moeder zich soms vreemd gedraagt. Als oma vergeetachtig wordt en haar ineens Hesje noemt, wil Jeska weten wie Hesje was. Als een serieuze onderzoeksjournalist gaat ze aan de slag om het familiegeheim ontrafelen. Wat is er in de Tweede Wereldoorlog gebeurd, en waarom zwijgt iedereen daarover? Vanaf ca. 10 jaar.
Lesley (ik-figuur) werkt sinds kort bij een krant. Ze mag de beroemde violist Paul Levi interviewen in Venetie͏̈. De violist vertelt haar over zijn jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vanaf ca. 9 jaar.
Antwerpen, 1942. Als de Duitsers Antwerpen binnenvallen, duikt de Joodse Anna (16) onder bij haar vriendin Dahlia. In vier seizoenen groeit ze uit tot een volwassen vrouw wier lot onvermijdelijk lijkt. Verhaal in dagboekvorm. Vanaf ca. 15 jaar.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zit Esther in de gevangenis. Ze wil niets liever dan een lappenpop maken voor haar dochtertje Hannah. Maar dat is verboden. Zal het Esther lukken om Hannah een pop te geven? Vanaf ca. 10 jaar.
Het joodse meisje Ester (ik-figuur) verliest tijdens de Tweede Wereldoorlog haar ouders en wordt naar een kinderweeshuis in Warschau gebracht. Ester kan door haar trauma niet meer praten en schrijft over haar ervaringen in een dagboek. Vanaf ca. 14 jaar.
Het joodse meisje Elske (ik-figuur) vertelt over het halfjaar dat ze moest onderduiken. Ze weet niet waar haar ouders en twee broers zijn, maar toch heeft ze het naar haar zin. Vanaf ca. 9 jaar.
België, 1942. Grote aantallen Joden worden vanuit België per trein gedeporteerd. Ook Sarah (ik-persoon) en haar familie hebben een brief gekregen. De jonge Joodse dokter Youra bedenkt een plan om zo’n dodentrein tegen te houden en zoveel mogelijk mensen te laten ontsnappen. Vanaf ca. 13 jaar.
Het joodse meisje Rachel is acht jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. In korte verhalen wordt verteld van een tijd van onderdrukking, vluchten, onderduiken en weer bevrijd worden. Vanaf ca. 11 jaar.
Ruth Gruener is vijf als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Ze belandt met haar Joodse familie in een Pools getto en overleeft de oorlog door met haar ouders op allerlei plekken onder te duiken. Na de oorlog emigreren ze naar de Verenigde Staten, waar Ruth trouwt met Jack Gruener. Waargebeurd verhaal. Vanaf ca. 13 jaar.
Leo Meijer is joods en wordt samen met zijn ouders vervoerd naar kamp Westerbork. Het boek verhaalt over het dagelijkse leven van een zevenjarige jongen in dergelijke omstandigheden: het leven in de barakken, jarig zijn in een kamp etc.
Tijdens het bombardement op Rotterdam verliest Fien haar vader en haar huis. Ze vlucht met haar overspannen moeder en kleine broertje naar tante Nel in Middelburg. Vanaf ca. 10 jaar.