De kleine Andrés groeit op in het verscheurde Spanje van vlak na de Burgeroorlog en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Als zijn vader in 1940 wordt opgepakt vanwege republikeinse sympathieën en in de gevangenis verdwijnt, brengt zijn moeder hem onder op de boerderij van zijn grootouders op het Catalaanse platteland, tegen de grens met Frankrijk aan. Daar leidt Andrés samen met zijn neef en nichtje een schijnbaar zorgeloos leventje. Maar op de achtergrond heerst de angst en de grimmige en rauwe werkelijkheid van de volwassenen met hun dubbellevens als gevolg van de verwoestende Burgeroorlog. Hun hypocrisie dringt langzaam maar zeker zijn wereld binnen en stelt zijn loyaliteit op de proef. Hij komt voor een keuze te staan die hem voorgoed zijn onschuld doet verliezen.