Enschede, 2000. Joni Sigerius is de dochter van de rector magnificus van de Twentse universiteit. Ze drijft samen met haar vriend Aaron een handeltje dat ze liever verborgen houdt voor haar vader. Tijdens het jaar van de vuurwerkramp explodeert ook in het gezin de boel. Niet alleen lopen Joni en Aaron tegen de lamp, ook komt de zoon van Sigerius vrij uit de gevangenis van Scheveningen. Acht jaar later, wanneer Joni miljoenen verdient in Los Angeles, verneemt Aaron wat er zich werkelijk heeft afgespeeld.
Een broeder is getuige van seksueel misbruik en vernedering van jongens in een pensionaat bij een mannenkloostergemeenschap, maar zwijgt hierover net als iedereen.
Herinneringen aan de grootvader van Hertmans, een leven dat getekend bleek door armoedige kinderjaren in het Gent van voor 1900, door gruwelijke ervaringen als frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog en door een jonggestorven grote liefde.
Elk jaar brengt Lucas de zomer door in het huis van zijn grootvader. Deze is de afgelopen winter overleden en er zijn geruchten over diens oorlogsverleden. Lucas zoekt zelf een antwoord door zich aan te sluiten bij, naar later blijkt, rechts-radicale jongeren. Gaandeweg verliest hij grip op de ontwikkelingen.
Alphonse is met zijn geliefde Kat verhuisd naar de Vlaamse Westhoek. Ver weg van het drukke Brussel en het wisselvallige muzikantenbestaan is hij gelukkig met zijn eenmansklusjesbedrijf. Zijn klanten zijn lovend over zijn werk, en nog meer onder de indruk van hemzelf. Alphonse verspreidt rust, mensen stellen zich open voor hem, hebben zo sterk de behoefte aan zijn adviezen dat ze hem gaan opeisen. Alphonse is zich bewust van zijn charisma, maar wil goeroe noch Jezus zijn.
Een grensstad in de steppe. Uit de vlakte duikt een groep verwilderde vluchtelingen op. Ze veroorzaken angst en onrust in de stad. Als Pontus Beg, commissaris van politie, ze laat oppakken, wordt in hun bagage het bewijs van een misdaad gevonden. Beg ontrafelt de geschiedenis van hun helletocht, die gaandeweg verweven raakt met de ontdekking van het verhaal over zijn eigen afkomst.
De stokoude Helena blikt terug op haar jeugd ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Een gruwelijke, maar voor haar ook erg belangrijke periode, waarin ze volwassen werd en haar grote liefde ontmoette. Nu vult Helena haar dagen met het neerschrijven van haar herinneringen aan die bewogen tijd in lijvige volumes, die ze echter nooit herleest.
Twee mannen bewaken in de garage de enige toegang van een flatgebouw waar alleen de allerrijksten kunnen wonen. Buiten komen ze niet, wellicht omdat er een oorlog gaande is of er een kernramp is geweest, meer weten ook zij niet.
Parijs, ten tijde van de Franse Revolutie. De jonge Catho, opgegroeid in een vondelingentehuis, merkt nauwelijks iets van de opstand, tot nieuwkomer zuster Berthe, de enige die om haar geeft, haar in het geheim leert lezen en schrijven. Maar de twee verliezen elkaar uit het oog. Elk van hen is ervan overtuigd dat de ander haar verraden heeft. Intussen begint pianofortebouwer Tobias een bijzondere vriendschap met iemand die hem een zeer controversieel verzoek doet.
In dit boek beschrijft Oek de Jong de geschiedenis van Abel Roorda, zijn ouders en grootouders én de grote verandering die Nederland onderging in de periode tussen de Hongerwinter van 1944 en de komst van de grote welvaart in de jaren zestig. De roman speelt zich af in Amsterdam en op het Friese en Zeeuwse platteland.
De wederwaardigheden van de grote familie van een Iraanse tapijthandelaar, die het huis van de moskee bewoont, tegen de achtergrond van de islamitische revolutie in 1979.
Enkele persoonlijke ervaringen van een journalist maken dat hij heen en weer geslingerd wordt tussen begrip en afschuw bij de rassenrellen in Antwerpen.