Het levensverhaal van de grootoom van de schrijfster, die in de Eerste Wereldoorlog als gewonde soldaat een verhouding had met een Engelse verpleegster.
Mary Borden (1886-1968) was een Amerikaanse miljonairsdochter die in de Eerste Wereldoorlog vlak achter het front veldhospitalen oprichtte en daar zelf baanbrekend werk deed. In achttien fragmenten vertelt zij hoe het eraan toe ging tijdens de oorlog.
In dagboeknotities beschrijft de auteur in drie delen wat haar trof als vrijwillig ziekenhelpster in een Engels militair hospitaal in de Eerste Wereldoorlog. In deel één beschrijft ze hoe nutteloos ze zich vaak voelt omdat ze nog niet met de verpleegsters mee mag naar de zalen om gewonden te verzorgen. In deel twee mag ze dat wel, maar is ze gefrustreerd dat ze weinig kan helpen en ergert zich aan de hardheid van de verpleegsters. Deel 3 gaat over haar ervaringen op een zaal voor gewone soldaten.
Deze monoloog werd in het voorjaar van 2015 opgevoerd door Elsie de Brauw, in een regie van Johan Simons, naar aanleiding van de herdenking van de eerste aanval met gifgas aan het westelijk front op 22 april 1915 en de internationale conferentie A century of weapons of mass destruction : Enough! die plaatsvond in de stad Ieper.