De 12-jarig Katelijne groeit als enig meisje op tussen zes broers in een streng (bevindelijk) gereformeerd Zeeuws boerengezin eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Het intelligente, fantasievolle kind voelt zich een buitenbeentje; ze vlucht weg in fantasie en verhalen.
In het donker aan de rand van Vlissingen wordt een hardloopster misbruikt. Als nog twee vrouwen ternauwernood aan hun belager op de fiets zijn ontsnapt, moet het team van de nieuwe politiechef snel handelen om verdere slachtoffers te voorkomen.